Vervoeging van vernauwen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vernauw
    • jij vernauwt
    • hij/zij/het vernauwt
    • wij vernauwen
    • jullie vernauwen
    • zij vernauwen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vernauwde
    • jij vernauwde
    • hij/zij/het vernauwde
    • wij vernauwden
    • jullie vernauwden
    • zij vernauwden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb vernauwd
    • jij hebt vernauwd
    • hij/zij/het heeft vernauwd
    • wij hebben vernauwd
    • jullie hebben vernauwd
    • zij hebben vernauwd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had vernauwd
    • jij had vernauwd
    • hij/zij/het had vernauwd
    • wij hadden vernauwd
    • jullie hadden vernauwd
    • zij hadden vernauwd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vernauwen
    • jij zult vernauwen
    • hij/zij/het zal vernauwen
    • wij zullen vernauwen
    • jullie zullen vernauwen
    • zij zullen vernauwen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal vernauwd hebben
    • jij zult vernauwd hebben
    • hij/zij/het zal vernauwd hebben
    • wij zullen vernauwd hebben
    • jullie zullen vernauwd hebben
    • zij zullen vernauwd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vernauwen
    • jij zou vernauwen
    • hij/zij/het zou vernauwen
    • wij zouden vernauwen
    • jullie zouden vernauwen
    • zij zouden vernauwen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben vernauwd
    • jij zou hebben vernauwd
    • hij/zij/het zou hebben vernauwd
    • wij zouden hebben vernauwd
    • jullie zouden hebben vernauwd
    • zij zouden hebben vernauwd
  • Imperatief

    • jij vernauw
    • jullie vernauwt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vernauwen