Vervoeging van veroordelen
Onbepaalde wijs (infinitief): veroordelen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik veroordeel
- jij veroordeelt
- hij/zij/het veroordeelt
- wij veroordelen
- jullie veroordelen
- zij veroordelen
Présent
- je condamne
- tu condamnes
- il/elle condamne
- nous condamnons
- vous condamnez
- ils/elles condamnent
Onvoltooid verleden tijd
- ik veroordeelde
- jij veroordeelde
- hij/zij/het veroordeelde
- wij veroordeelden
- jullie veroordeelden
- zij veroordeelden
Indicatif imparfait
- je condamnais
- tu condamnais
- il/elle condamnait
- nous condamnions
- vous condamniez
- ils/elles condamnaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb veroordeeld
- jij hebt veroordeeld
- hij/zij/het heeft veroordeeld
- wij hebben veroordeeld
- jullie hebben veroordeeld
- zij hebben veroordeeld
Indicatif passé composé
- j'ai condamné
- tu as condamné
- il/elle a condamné
- nous avons condamné
- vous avez condamné
- ils/elles ont condamné
Voltooid verleden tijd
- ik had veroordeeld
- jij had veroordeeld
- hij/zij/het had veroordeeld
- wij hadden veroordeeld
- jullie hadden veroordeeld
- zij hadden veroordeeld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais condamné
- tu avais condamné
- il/elle avait condamné
- nous avions condamné
- vous aviez condamné
- ils/elles avaient condamné
Toekomende tijd I
- ik zal veroordelen
- jij zult veroordelen
- hij/zij/het zal veroordelen
- wij zullen veroordelen
- jullie zullen veroordelen
- zij zullen veroordelen
Indicatif futur
- je condamnerai
- tu condamneras
- il/elle condamnera
- nous condamnerons
- vous condamnerez
- ils/elles condamneront
Toekomende tijd II
- ik zal veroordeeld hebben
- jij zult veroordeeld hebben
- hij/zij/het zal veroordeeld hebben
- wij zullen veroordeeld hebben
- jullie zullen veroordeeld hebben
- zij zullen veroordeeld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai condamné
- tu auras condamné
- il/elle aura condamné
- nous aurons condamné
- vous aurez condamné
- ils/elles auront condamné
Conditionalis I
- ik zou veroordelen
- jij zou veroordelen
- hij/zij/het zou veroordelen
- wij zouden veroordelen
- jullie zouden veroordelen
- zij zouden veroordelen
Conditionnel présent
- je condamnerais
- tu condamnerais
- il/elle condamnerait
- nous condamnerions
- vous condamneriez
- ils/elles condamneraient
Conditionalis II
- ik zou hebben veroordeeld
- jij zou hebben veroordeeld
- hij/zij/het zou hebben veroordeeld
- wij zouden hebben veroordeeld
- jullie zouden hebben veroordeeld
- zij zouden hebben veroordeeld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais condamné
- tu aurais condamné
- il/elle aurait condamné
- nous aurions condamné
- vous auriez condamné
- ils/elles auraient condamné
Imperatief
- jij veroordeel
- jullie veroordeelt
Impératif
- tu condamne
- vous condamnez