Vervoeging van veroveren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verover
- jij verovert
- hij/zij/het verovert
- wij veroveren
- jullie veroveren
- zij veroveren
Onvoltooid verleden tijd
- ik veroverde
- jij veroverde
- hij/zij/het veroverde
- wij veroverden
- jullie veroverden
- zij veroverden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb veroverd
- jij hebt veroverd
- hij/zij/het heeft veroverd
- wij hebben veroverd
- jullie hebben veroverd
- zij hebben veroverd
Voltooid verleden tijd
- ik had veroverd
- jij had veroverd
- hij/zij/het had veroverd
- wij hadden veroverd
- jullie hadden veroverd
- zij hadden veroverd
Toekomende tijd I
- ik zal veroveren
- jij zult veroveren
- hij/zij/het zal veroveren
- wij zullen veroveren
- jullie zullen veroveren
- zij zullen veroveren
Toekomende tijd II
- ik zal veroverd hebben
- jij zult veroverd hebben
- hij/zij/het zal veroverd hebben
- wij zullen veroverd hebben
- jullie zullen veroverd hebben
- zij zullen veroverd hebben
Conditionalis I
- ik zou veroveren
- jij zou veroveren
- hij/zij/het zou veroveren
- wij zouden veroveren
- jullie zouden veroveren
- zij zouden veroveren
Conditionalis II
- ik zou hebben veroverd
- jij zou hebben veroverd
- hij/zij/het zou hebben veroverd
- wij zouden hebben veroverd
- jullie zouden hebben veroverd
- zij zouden hebben veroverd
Imperatief
- jij verover
- jullie verovert