Vervoeging van verrukken
Onbepaalde wijs (infinitief): verrukken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verruk
- jij verrukt
- hij/zij/het verrukt
- wij verrukken
- jullie verrukken
- zij verrukken
Indicativo presente
- yo embeleso
- tú embelesas
- él/ella embelesa
- nosotros embelesamos
- vosotros embelesáis
- ellos/ellas embelesan
Onvoltooid verleden tijd
- ik verrukte
- jij verrukte
- hij/zij/het verrukte
- wij verrukten
- jullie verrukten
- zij verrukten
Indefinido
- yo embelesé
- tú embelesaste
- él/ella embelesó
- nosotros embelesamos
- vosotros embelesasteis
- ellos/ellas embelesaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verrukt
- jij hebt verrukt
- hij/zij/het heeft verrukt
- wij hebben verrukt
- jullie hebben verrukt
- zij hebben verrukt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he embelesado
- tú has embelesado
- él/ella ha embelesado
- nosotros hemos embelesado
- vosotros habéis embelesado
- ellos/ellas han embelesado
Voltooid verleden tijd
- ik had verrukt
- jij had verrukt
- hij/zij/het had verrukt
- wij hadden verrukt
- jullie hadden verrukt
- zij hadden verrukt
Pluscuamperfecto
- yo había embelesado
- tú habías embelesado
- él/ella había embelesado
- nosotros habíamos embelesado
- vosotros habíais embelesado
- ellos/ellas habían embelesado
Toekomende tijd I
- ik zal verrukken
- jij zult verrukken
- hij/zij/het zal verrukken
- wij zullen verrukken
- jullie zullen verrukken
- zij zullen verrukken
Futuro I
- yo embelesaré
- tú embelesarás
- él/ella embelesará
- nosotros embelesaremos
- vosotros embelesaréis
- ellos/ellas embelesarán
Toekomende tijd II
- ik zal verrukt hebben
- jij zult verrukt hebben
- hij/zij/het zal verrukt hebben
- wij zullen verrukt hebben
- jullie zullen verrukt hebben
- zij zullen verrukt hebben
Futuro perfecto
- yo habré embelesado
- tú habrás embelesado
- él/ella habrá embelesado
- nosotros habremos embelesado
- vosotros habréis embelesado
- ellos/ellas habrán embelesado
Conditionalis I
- ik zou verrukken
- jij zou verrukken
- hij/zij/het zou verrukken
- wij zouden verrukken
- jullie zouden verrukken
- zij zouden verrukken
Condicional
- yo embelesaría
- tú embelesarías
- él/ella embelesaría
- nosotros embelesaríamos
- vosotros embelesaríais
- ellos/ellas embelesarían
Conditionalis II
- ik zou hebben verrukt
- jij zou hebben verrukt
- hij/zij/het zou hebben verrukt
- wij zouden hebben verrukt
- jullie zouden hebben verrukt
- zij zouden hebben verrukt
Condicional perfecto
- yo habría embelesado
- tú habrías embelesado
- él/ella habría embelesado
- nosotros habríamos embelesado
- vosotros habríais embelesado
- ellos/ellas habrían embelesado
Imperatief
- jij verruk
- jullie verrukt
Imperativo presente
- tú embelesa
- vosotros embelesad