Vervoeging van verscheiden

Onbepaalde wijs (infinitief): verscheiden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verscheid
    • jij verscheidt
    • hij/zij/het verscheidt
    • wij verscheiden
    • jullie verscheiden
    • zij verscheiden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verscheidde
    • jij verscheidde
    • hij/zij/het verscheidde
    • wij verscheidden
    • jullie verscheidden
    • zij verscheidden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben verscheiden
    • jij bent verscheiden
    • hij/zij/het is verscheiden
    • wij zijn verscheiden
    • jullie zijn verscheiden
    • zij zijn verscheiden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was verscheiden
    • jij was verscheiden
    • hij/zij/het was verscheiden
    • wij waren verscheiden
    • jullie waren verscheiden
    • zij waren verscheiden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verscheiden
    • jij zult verscheiden
    • hij/zij/het zal verscheiden
    • wij zullen verscheiden
    • jullie zullen verscheiden
    • zij zullen verscheiden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verscheiden zijn
    • jij zult verscheiden zijn
    • hij/zij/het zal verscheiden zijn
    • wij zullen verscheiden zijn
    • jullie zullen verscheiden zijn
    • zij zullen verscheiden zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou verscheiden
    • jij zou verscheiden
    • hij/zij/het zou verscheiden
    • wij zouden verscheiden
    • jullie zouden verscheiden
    • zij zouden verscheiden
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn verscheiden
    • jij zou zijn verscheiden
    • hij/zij/het zou zijn verscheiden
    • wij zouden zijn verscheiden
    • jullie zouden zijn verscheiden
    • zij zouden zijn verscheiden
  • Imperatief

    • jij verscheid
    • jullie verscheidt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verscheiden