Vervoeging van verschieten

Onbepaalde wijs (infinitief): verschieten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verschiet
    • jij verschiet
    • hij/zij/het verschiet
    • wij verschieten
    • jullie verschieten
    • zij verschieten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verschoot
    • jij verschoot
    • hij/zij/het verschoot
    • wij verschoten
    • jullie verschoten
    • zij verschoten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verschoten
    • jij hebt verschoten
    • hij/zij/het heeft verschoten
    • wij hebben verschoten
    • jullie hebben verschoten
    • zij hebben verschoten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verschoten
    • jij had verschoten
    • hij/zij/het had verschoten
    • wij hadden verschoten
    • jullie hadden verschoten
    • zij hadden verschoten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verschieten
    • jij zult verschieten
    • hij/zij/het zal verschieten
    • wij zullen verschieten
    • jullie zullen verschieten
    • zij zullen verschieten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verschoten hebben
    • jij zult verschoten hebben
    • hij/zij/het zal verschoten hebben
    • wij zullen verschoten hebben
    • jullie zullen verschoten hebben
    • zij zullen verschoten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verschieten
    • jij zou verschieten
    • hij/zij/het zou verschieten
    • wij zouden verschieten
    • jullie zouden verschieten
    • zij zouden verschieten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verschoten
    • jij zou hebben verschoten
    • hij/zij/het zou hebben verschoten
    • wij zouden hebben verschoten
    • jullie zouden hebben verschoten
    • zij zouden hebben verschoten
  • Imperatief

    • jij verschiet
    • jullie verschiet

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verschieten