Vervoeging van verslinden

Onbepaalde wijs (infinitief): verslinden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verslind
    • jij verslindt
    • hij/zij/het verslindt
    • wij verslinden
    • jullie verslinden
    • zij verslinden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verslond
    • jij verslond
    • hij/zij/het verslond
    • wij verslonden
    • jullie verslonden
    • zij verslonden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verslonden
    • jij hebt verslonden
    • hij/zij/het heeft verslonden
    • wij hebben verslonden
    • jullie hebben verslonden
    • zij hebben verslonden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verslonden
    • jij had verslonden
    • hij/zij/het had verslonden
    • wij hadden verslonden
    • jullie hadden verslonden
    • zij hadden verslonden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verslinden
    • jij zult verslinden
    • hij/zij/het zal verslinden
    • wij zullen verslinden
    • jullie zullen verslinden
    • zij zullen verslinden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verslonden hebben
    • jij zult verslonden hebben
    • hij/zij/het zal verslonden hebben
    • wij zullen verslonden hebben
    • jullie zullen verslonden hebben
    • zij zullen verslonden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verslinden
    • jij zou verslinden
    • hij/zij/het zou verslinden
    • wij zouden verslinden
    • jullie zouden verslinden
    • zij zouden verslinden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verslonden
    • jij zou hebben verslonden
    • hij/zij/het zou hebben verslonden
    • wij zouden hebben verslonden
    • jullie zouden hebben verslonden
    • zij zouden hebben verslonden
  • Imperatief

    • jij verslind
    • jullie verslindt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verslinden