Vervoeging van verspillen
Onbepaalde wijs (infinitief): verspillen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verspil
- jij verspilt
- hij/zij/het verspilt
- wij verspillen
- jullie verspillen
- zij verspillen
Indicativo presente
- yo acabo
- tú acabas
- él/ella acaba
- nosotros acabamos
- vosotros acabáis
- ellos/ellas acaban
Onvoltooid verleden tijd
- ik verspilde
- jij verspilde
- hij/zij/het verspilde
- wij verspilden
- jullie verspilden
- zij verspilden
Indefinido
- yo acabé
- tú acabaste
- él/ella acabó
- nosotros acabamos
- vosotros acabasteis
- ellos/ellas acabaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verspild
- jij hebt verspild
- hij/zij/het heeft verspild
- wij hebben verspild
- jullie hebben verspild
- zij hebben verspild
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acabado
- tú has acabado
- él/ella ha acabado
- nosotros hemos acabado
- vosotros habéis acabado
- ellos/ellas han acabado
Voltooid verleden tijd
- ik had verspild
- jij had verspild
- hij/zij/het had verspild
- wij hadden verspild
- jullie hadden verspild
- zij hadden verspild
Pluscuamperfecto
- yo había acabado
- tú habías acabado
- él/ella había acabado
- nosotros habíamos acabado
- vosotros habíais acabado
- ellos/ellas habían acabado
Toekomende tijd I
- ik zal verspillen
- jij zult verspillen
- hij/zij/het zal verspillen
- wij zullen verspillen
- jullie zullen verspillen
- zij zullen verspillen
Futuro I
- yo acabaré
- tú acabarás
- él/ella acabará
- nosotros acabaremos
- vosotros acabaréis
- ellos/ellas acabarán
Toekomende tijd II
- ik zal verspild hebben
- jij zult verspild hebben
- hij/zij/het zal verspild hebben
- wij zullen verspild hebben
- jullie zullen verspild hebben
- zij zullen verspild hebben
Futuro perfecto
- yo habré acabado
- tú habrás acabado
- él/ella habrá acabado
- nosotros habremos acabado
- vosotros habréis acabado
- ellos/ellas habrán acabado
Conditionalis I
- ik zou verspillen
- jij zou verspillen
- hij/zij/het zou verspillen
- wij zouden verspillen
- jullie zouden verspillen
- zij zouden verspillen
Condicional
- yo acabaría
- tú acabarías
- él/ella acabaría
- nosotros acabaríamos
- vosotros acabaríais
- ellos/ellas acabarían
Conditionalis II
- ik zou hebben verspild
- jij zou hebben verspild
- hij/zij/het zou hebben verspild
- wij zouden hebben verspild
- jullie zouden hebben verspild
- zij zouden hebben verspild
Condicional perfecto
- yo habría acabado
- tú habrías acabado
- él/ella habría acabado
- nosotros habríamos acabado
- vosotros habríais acabado
- ellos/ellas habrían acabado
Imperatief
- jij verspil
- jullie verspilt
Imperativo presente
- tú acaba
- vosotros acabad