Vervoeging van verstellen

Onbepaalde wijs (infinitief): verstellen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verstel
    • jij verstelt
    • hij/zij/het verstelt
    • wij verstellen
    • jullie verstellen
    • zij verstellen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verstelde
    • jij verstelde
    • hij/zij/het verstelde
    • wij verstelden
    • jullie verstelden
    • zij verstelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb versteld
    • jij hebt versteld
    • hij/zij/het heeft versteld
    • wij hebben versteld
    • jullie hebben versteld
    • zij hebben versteld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had versteld
    • jij had versteld
    • hij/zij/het had versteld
    • wij hadden versteld
    • jullie hadden versteld
    • zij hadden versteld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verstellen
    • jij zult verstellen
    • hij/zij/het zal verstellen
    • wij zullen verstellen
    • jullie zullen verstellen
    • zij zullen verstellen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal versteld hebben
    • jij zult versteld hebben
    • hij/zij/het zal versteld hebben
    • wij zullen versteld hebben
    • jullie zullen versteld hebben
    • zij zullen versteld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verstellen
    • jij zou verstellen
    • hij/zij/het zou verstellen
    • wij zouden verstellen
    • jullie zouden verstellen
    • zij zouden verstellen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben versteld
    • jij zou hebben versteld
    • hij/zij/het zou hebben versteld
    • wij zouden hebben versteld
    • jullie zouden hebben versteld
    • zij zouden hebben versteld
  • Imperatief

    • jij verstel
    • jullie verstelt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verstellen