Vervoeging van verstoren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verstoor
    • jij verstoort
    • hij/zij/het verstoort
    • wij verstoren
    • jullie verstoren
    • zij verstoren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verstoorde
    • jij verstoorde
    • hij/zij/het verstoorde
    • wij verstoorden
    • jullie verstoorden
    • zij verstoorden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verstoord
    • jij hebt verstoord
    • hij/zij/het heeft verstoord
    • wij hebben verstoord
    • jullie hebben verstoord
    • zij hebben verstoord
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verstoord
    • jij had verstoord
    • hij/zij/het had verstoord
    • wij hadden verstoord
    • jullie hadden verstoord
    • zij hadden verstoord
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verstoren
    • jij zult verstoren
    • hij/zij/het zal verstoren
    • wij zullen verstoren
    • jullie zullen verstoren
    • zij zullen verstoren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verstoord hebben
    • jij zult verstoord hebben
    • hij/zij/het zal verstoord hebben
    • wij zullen verstoord hebben
    • jullie zullen verstoord hebben
    • zij zullen verstoord hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verstoren
    • jij zou verstoren
    • hij/zij/het zou verstoren
    • wij zouden verstoren
    • jullie zouden verstoren
    • zij zouden verstoren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verstoord
    • jij zou hebben verstoord
    • hij/zij/het zou hebben verstoord
    • wij zouden hebben verstoord
    • jullie zouden hebben verstoord
    • zij zouden hebben verstoord
  • Imperatief

    • jij verstoor
    • jullie verstoort

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verstoren