Vervoeging van verstrooien
Onbepaalde wijs (infinitief): verstrooien
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verstrooi
- jij verstrooit
- hij/zij/het verstrooit
- wij verstrooien
- jullie verstrooien
- zij verstrooien
Indicativo presente
- yo distraigo
- tú distraes
- él/ella distrae
- nosotros distraemos
- vosotros distraéis
- ellos/ellas distraen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verstrooide
- jij verstrooide
- hij/zij/het verstrooide
- wij verstrooiden
- jullie verstrooiden
- zij verstrooiden
Indefinido
- yo distraje
- tú distrajiste
- él/ella distrajo
- nosotros distrajimos
- vosotros distrajisteis
- ellos/ellas distrajeron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verstrooid
- jij hebt verstrooid
- hij/zij/het heeft verstrooid
- wij hebben verstrooid
- jullie hebben verstrooid
- zij hebben verstrooid
Pretérito perfecto compuesto
- yo he distraído
- tú has distraído
- él/ella ha distraído
- nosotros hemos distraído
- vosotros habéis distraído
- ellos/ellas han distraído
Voltooid verleden tijd
- ik had verstrooid
- jij had verstrooid
- hij/zij/het had verstrooid
- wij hadden verstrooid
- jullie hadden verstrooid
- zij hadden verstrooid
Pluscuamperfecto
- yo había distraído
- tú habías distraído
- él/ella había distraído
- nosotros habíamos distraído
- vosotros habíais distraído
- ellos/ellas habían distraído
Toekomende tijd I
- ik zal verstrooien
- jij zult verstrooien
- hij/zij/het zal verstrooien
- wij zullen verstrooien
- jullie zullen verstrooien
- zij zullen verstrooien
Futuro I
- yo distraeré
- tú distraerás
- él/ella distraerá
- nosotros distraeremos
- vosotros distraeréis
- ellos/ellas distraerán
Toekomende tijd II
- ik zal verstrooid hebben
- jij zult verstrooid hebben
- hij/zij/het zal verstrooid hebben
- wij zullen verstrooid hebben
- jullie zullen verstrooid hebben
- zij zullen verstrooid hebben
Futuro perfecto
- yo habré distraído
- tú habrás distraído
- él/ella habrá distraído
- nosotros habremos distraído
- vosotros habréis distraído
- ellos/ellas habrán distraído
Conditionalis I
- ik zou verstrooien
- jij zou verstrooien
- hij/zij/het zou verstrooien
- wij zouden verstrooien
- jullie zouden verstrooien
- zij zouden verstrooien
Condicional
- yo distraería
- tú distraerías
- él/ella distraería
- nosotros distraeríamos
- vosotros distraeríais
- ellos/ellas distraerían
Conditionalis II
- ik zou hebben verstrooid
- jij zou hebben verstrooid
- hij/zij/het zou hebben verstrooid
- wij zouden hebben verstrooid
- jullie zouden hebben verstrooid
- zij zouden hebben verstrooid
Condicional perfecto
- yo habría distraído
- tú habrías distraído
- él/ella habría distraído
- nosotros habríamos distraído
- vosotros habríais distraído
- ellos/ellas habrían distraído
Imperatief
- jij verstrooi
- jullie verstrooit
Imperativo presente
- tú distrae
- vosotros distraed