Vervoeging van vertegenwoordigen

Onbepaalde wijs (infinitief): vertegenwoordigen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vertegenwoordig
  • jij vertegenwoordigt
  • hij/zij/het vertegenwoordigt
  • wij vertegenwoordigen
  • jullie vertegenwoordigen
  • zij vertegenwoordigen

Präsens Indikativ

  • ich repräsentiere
  • du repräsentierst
  • er/sie/es repräsentiert
  • wir repräsentieren
  • ihr repräsentiert
  • sie repräsentieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vertegenwoordigde
  • jij vertegenwoordigde
  • hij/zij/het vertegenwoordigde
  • wij vertegenwoordigden
  • jullie vertegenwoordigden
  • zij vertegenwoordigden

Präteritum Indikativ

  • ich repräsentierte
  • du repräsentiertest
  • er/sie/es repräsentierte
  • wir repräsentierten
  • ihr repräsentiertet
  • sie repräsentierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vertegenwoordigd
  • jij hebt vertegenwoordigd
  • hij/zij/het heeft vertegenwoordigd
  • wij hebben vertegenwoordigd
  • jullie hebben vertegenwoordigd
  • zij hebben vertegenwoordigd

Perfekt Indikativ

  • ich habe repräsentiert
  • du hast repräsentiert
  • er/sie/es hat repräsentiert
  • wir haben repräsentiert
  • ihr habt repräsentiert
  • sie haben repräsentiert

Voltooid verleden tijd

  • ik had vertegenwoordigd
  • jij had vertegenwoordigd
  • hij/zij/het had vertegenwoordigd
  • wij hadden vertegenwoordigd
  • jullie hadden vertegenwoordigd
  • zij hadden vertegenwoordigd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte repräsentiert
  • du hattest repräsentiert
  • er/sie/es hatte repräsentiert
  • wir hatten repräsentiert
  • ihr hattet repräsentiert
  • sie hatten repräsentiert

Toekomende tijd I

  • ik zal vertegenwoordigen
  • jij zult vertegenwoordigen
  • hij/zij/het zal vertegenwoordigen
  • wij zullen vertegenwoordigen
  • jullie zullen vertegenwoordigen
  • zij zullen vertegenwoordigen

Futur I Indikativ

  • ich werde repräsentieren
  • du wirst repräsentieren
  • er/sie/es wird repräsentieren
  • wir werden repräsentieren
  • ihr werdet repräsentieren
  • sie werden repräsentieren

Toekomende tijd II

  • ik zal vertegenwoordigd hebben
  • jij zult vertegenwoordigd hebben
  • hij/zij/het zal vertegenwoordigd hebben
  • wij zullen vertegenwoordigd hebben
  • jullie zullen vertegenwoordigd hebben
  • zij zullen vertegenwoordigd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde repräsentiert haben
  • du wirst repräsentiert haben
  • er/sie/es wird repräsentiert haben
  • wir werden repräsentiert haben
  • ihr werdet repräsentiert haben
  • sie werden repräsentiert haben

Conditionalis I

  • ik zou vertegenwoordigen
  • jij zou vertegenwoordigen
  • hij/zij/het zou vertegenwoordigen
  • wij zouden vertegenwoordigen
  • jullie zouden vertegenwoordigen
  • zij zouden vertegenwoordigen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde repräsentieren
  • du würdest repräsentieren
  • er/sie/es würde repräsentieren
  • wir würden repräsentieren
  • ihr würdet repräsentieren
  • sie würden repräsentieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben vertegenwoordigd
  • jij zou hebben vertegenwoordigd
  • hij/zij/het zou hebben vertegenwoordigd
  • wij zouden hebben vertegenwoordigd
  • jullie zouden hebben vertegenwoordigd
  • zij zouden hebben vertegenwoordigd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde repräsentiert haben
  • du würdest repräsentiert haben
  • er/sie/es würde repräsentiert haben
  • wir würden repräsentiert haben
  • ihr würdet repräsentiert haben
  • sie würden repräsentiert haben

Imperatief

  • jij vertegenwoordig
  • jullie vertegenwoordigt

Imperativ

  • du repräsentiere
  • ihr repräsentiert