Vervoeging van verteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verteer
    • jij verteert
    • hij/zij/het verteert
    • wij verteren
    • jullie verteren
    • zij verteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verteerde
    • jij verteerde
    • hij/zij/het verteerde
    • wij verteerden
    • jullie verteerden
    • zij verteerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verteerd
    • jij hebt verteerd
    • hij/zij/het heeft verteerd
    • wij hebben verteerd
    • jullie hebben verteerd
    • zij hebben verteerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verteerd
    • jij had verteerd
    • hij/zij/het had verteerd
    • wij hadden verteerd
    • jullie hadden verteerd
    • zij hadden verteerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verteren
    • jij zult verteren
    • hij/zij/het zal verteren
    • wij zullen verteren
    • jullie zullen verteren
    • zij zullen verteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verteerd hebben
    • jij zult verteerd hebben
    • hij/zij/het zal verteerd hebben
    • wij zullen verteerd hebben
    • jullie zullen verteerd hebben
    • zij zullen verteerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verteren
    • jij zou verteren
    • hij/zij/het zou verteren
    • wij zouden verteren
    • jullie zouden verteren
    • zij zouden verteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verteerd
    • jij zou hebben verteerd
    • hij/zij/het zou hebben verteerd
    • wij zouden hebben verteerd
    • jullie zouden hebben verteerd
    • zij zouden hebben verteerd
  • Imperatief

    • jij verteer
    • jullie verteert

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van verteren