Vervoeging van vertragen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vertraag
    • jij vertraagt
    • hij/zij/het vertraagt
    • wij vertragen
    • jullie vertragen
    • zij vertragen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vertraagde
    • jij vertraagde
    • hij/zij/het vertraagde
    • wij vertraagden
    • jullie vertraagden
    • zij vertraagden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb vertraagd
    • jij hebt vertraagd
    • hij/zij/het heeft vertraagd
    • wij hebben vertraagd
    • jullie hebben vertraagd
    • zij hebben vertraagd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had vertraagd
    • jij had vertraagd
    • hij/zij/het had vertraagd
    • wij hadden vertraagd
    • jullie hadden vertraagd
    • zij hadden vertraagd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vertragen
    • jij zult vertragen
    • hij/zij/het zal vertragen
    • wij zullen vertragen
    • jullie zullen vertragen
    • zij zullen vertragen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal vertraagd hebben
    • jij zult vertraagd hebben
    • hij/zij/het zal vertraagd hebben
    • wij zullen vertraagd hebben
    • jullie zullen vertraagd hebben
    • zij zullen vertraagd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vertragen
    • jij zou vertragen
    • hij/zij/het zou vertragen
    • wij zouden vertragen
    • jullie zouden vertragen
    • zij zouden vertragen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben vertraagd
    • jij zou hebben vertraagd
    • hij/zij/het zou hebben vertraagd
    • wij zouden hebben vertraagd
    • jullie zouden hebben vertraagd
    • zij zouden hebben vertraagd
  • Imperatief

    • jij vertraag
    • jullie vertraagt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vertragen