Vervoeging van verwateren
Onbepaalde wijs (infinitief): verwateren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verwater
- jij verwatert
- hij/zij/het verwatert
- wij verwateren
- jullie verwateren
- zij verwateren
Present
- I fizzle
- you fizzle
- he/she/it fizzles
- we fizzle
- you fizzle
- they fizzle
Onvoltooid verleden tijd
- ik verwaterde
- jij verwaterde
- hij/zij/het verwaterde
- wij verwaterden
- jullie verwaterden
- zij verwaterden
Simple past
- I fizzled
- you fizzled
- he/she/it fizzled
- we fizzled
- you fizzled
- they fizzled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verwaterd
- jij hebt verwaterd
- hij/zij/het heeft verwaterd
- wij hebben verwaterd
- jullie hebben verwaterd
- zij hebben verwaterd
Present perfect
- I have fizzled
- you have fizzled
- he/she/it has fizzled
- we have fizzled
- you have fizzled
- they have fizzled
Voltooid verleden tijd
- ik had verwaterd
- jij had verwaterd
- hij/zij/het had verwaterd
- wij hadden verwaterd
- jullie hadden verwaterd
- zij hadden verwaterd
Past perfect
- I had fizzled
- you had fizzled
- he/she/it had fizzled
- we had fizzled
- you had fizzled
- they had fizzled
Toekomende tijd I
- ik zal verwateren
- jij zult verwateren
- hij/zij/het zal verwateren
- wij zullen verwateren
- jullie zullen verwateren
- zij zullen verwateren
Future
- I will fizzle
- you will fizzle
- he/she/it will fizzle
- we will fizzle
- you will fizzle
- they will fizzle
Toekomende tijd II
- ik zal verwaterd hebben
- jij zult verwaterd hebben
- hij/zij/het zal verwaterd hebben
- wij zullen verwaterd hebben
- jullie zullen verwaterd hebben
- zij zullen verwaterd hebben
Future perfect
- I will have fizzled
- you will have fizzled
- he/she/it will have fizzled
- we will have fizzled
- you will have fizzled
- they will have fizzled
Conditionalis I
- ik zou verwateren
- jij zou verwateren
- hij/zij/het zou verwateren
- wij zouden verwateren
- jullie zouden verwateren
- zij zouden verwateren
Conditional present
- I would fizzle
- you would fizzle
- he/she/it would fizzle
- we would fizzle
- you would fizzle
- they would fizzle
Conditionalis II
- ik zou hebben verwaterd
- jij zou hebben verwaterd
- hij/zij/het zou hebben verwaterd
- wij zouden hebben verwaterd
- jullie zouden hebben verwaterd
- zij zouden hebben verwaterd
Conditional perfect
- I would have fizzled
- you would have fizzled
- he/she/it would have fizzled
- we would have fizzled
- you would have fizzled
- they would have fizzled
Imperatief
- jij verwater
- jullie verwatert
Imperative
- you fizzle
- you fizzle