Vervoeging van verwekken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verwek
    • jij verwekt
    • hij/zij/het verwekt
    • wij verwekken
    • jullie verwekken
    • zij verwekken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verwekte
    • jij verwekte
    • hij/zij/het verwekte
    • wij verwekten
    • jullie verwekten
    • zij verwekten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verwekt
    • jij hebt verwekt
    • hij/zij/het heeft verwekt
    • wij hebben verwekt
    • jullie hebben verwekt
    • zij hebben verwekt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verwekt
    • jij had verwekt
    • hij/zij/het had verwekt
    • wij hadden verwekt
    • jullie hadden verwekt
    • zij hadden verwekt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verwekken
    • jij zult verwekken
    • hij/zij/het zal verwekken
    • wij zullen verwekken
    • jullie zullen verwekken
    • zij zullen verwekken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verwekt hebben
    • jij zult verwekt hebben
    • hij/zij/het zal verwekt hebben
    • wij zullen verwekt hebben
    • jullie zullen verwekt hebben
    • zij zullen verwekt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verwekken
    • jij zou verwekken
    • hij/zij/het zou verwekken
    • wij zouden verwekken
    • jullie zouden verwekken
    • zij zouden verwekken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verwekt
    • jij zou hebben verwekt
    • hij/zij/het zou hebben verwekt
    • wij zouden hebben verwekt
    • jullie zouden hebben verwekt
    • zij zouden hebben verwekt
  • Imperatief

    • jij verwek
    • jullie verwekt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verwekken