Vervoeging van verwelken
Onbepaalde wijs (infinitief): verwelken
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verwelkt
- zij verwelken
Präsens Indikativ
- er/sie/es welkt
- sie welken
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verwelkte
- zij verwelkten
Präteritum Indikativ
- er/sie/es welkte
- sie welkten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is verwelkt
- zij zijn verwelkt
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist gewelkt
- sie sind gewelkt
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was verwelkt
- zij waren verwelkt
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war gewelkt
- sie waren gewelkt
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verwelken
- zij zult verwelken
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird welken
- sie werden welken
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verwelkt zijn
- zij zult verwelkt zijn
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird gewelkt sein
- sie werden gewelkt sein
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verwelken
- zij zullen verwelken
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde welken
- sie würden welken
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn verwelkt
- zij zullen zijn verwelkt
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde gewelkt sein
- sie würden gewelkt sein