Vervoeging van verwijten
Onbepaalde wijs (infinitief): verwijten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verwijt
- jij verwijt
- hij/zij/het verwijt
- wij verwijten
- jullie verwijten
- zij verwijten
Presente
- io riprendo
- tu riprendi
- lui/lei/Lei riprende
- noi riprendiamo
- voi/Voi riprendete
- loro/Loro riprendono
Onvoltooid verleden tijd
- ik verweet
- jij verweet
- hij/zij/het verweet
- wij verweten
- jullie verweten
- zij verweten
Imperfetto
- io riprendevo
- tu riprendevi
- lui/lei/Lei riprendeva
- noi riprendevamo
- voi/Voi riprendevate
- loro/Loro riprendevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verweten
- jij hebt verweten
- hij/zij/het heeft verweten
- wij hebben verweten
- jullie hebben verweten
- zij hebben verweten
Passato prossimo
- io ho ripreso
- tu hai ripreso
- lui/lei/Lei ha ripreso
- noi abbiamo ripreso
- voi/Voi avete ripreso
- loro/Loro hanno ripreso
Voltooid verleden tijd
- ik had verweten
- jij had verweten
- hij/zij/het had verweten
- wij hadden verweten
- jullie hadden verweten
- zij hadden verweten
Trapassato prossimo
- io avevo ripreso
- tu avevi ripreso
- lui/lei/Lei aveva ripreso
- noi avevamo ripreso
- voi/Voi avevate ripreso
- loro/Loro avevano ripreso
Toekomende tijd I
- ik zal verwijten
- jij zult verwijten
- hij/zij/het zal verwijten
- wij zullen verwijten
- jullie zullen verwijten
- zij zullen verwijten
Futuro semplice
- io riprenderò
- tu riprenderai
- lui/lei/Lei riprenderà
- noi riprenderemo
- voi/Voi riprenderete
- loro/Loro riprenderanno
Toekomende tijd II
- ik zal verweten hebben
- jij zult verweten hebben
- hij/zij/het zal verweten hebben
- wij zullen verweten hebben
- jullie zullen verweten hebben
- zij zullen verweten hebben
Futuro anteriore
- io avrò ripreso
- tu avrai ripreso
- lui/lei/Lei avrà ripreso
- noi avremo ripreso
- voi/Voi avrete ripreso
- loro/Loro avranno ripreso
Conditionalis I
- ik zou verwijten
- jij zou verwijten
- hij/zij/het zou verwijten
- wij zouden verwijten
- jullie zouden verwijten
- zij zouden verwijten
Condizionale presente
- io riprenderei
- tu riprenderesti
- lui/lei/Lei riprenderebbe
- noi riprenderemmo
- voi/Voi riprendereste
- loro/Loro riprenderebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben verweten
- jij zou hebben verweten
- hij/zij/het zou hebben verweten
- wij zouden hebben verweten
- jullie zouden hebben verweten
- zij zouden hebben verweten
Condizionale passato
- io avrei ripreso
- tu avresti ripreso
- lui/lei/Lei avrebbe ripreso
- noi avremmo ripreso
- voi/Voi avreste ripreso
- loro/Loro avrebbero ripreso
Imperatief
- jij verwijt
- jullie verwijt
Imperativo
- tu riprendi
- voi/Voi riprendete