Vervoeging van verwittigen

Onbepaalde wijs (infinitief): verwittigen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verwittig
    • jij verwittigt
    • hij/zij/het verwittigt
    • wij verwittigen
    • jullie verwittigen
    • zij verwittigen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verwittigde
    • jij verwittigde
    • hij/zij/het verwittigde
    • wij verwittigden
    • jullie verwittigden
    • zij verwittigden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verwittigd
    • jij hebt verwittigd
    • hij/zij/het heeft verwittigd
    • wij hebben verwittigd
    • jullie hebben verwittigd
    • zij hebben verwittigd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verwittigd
    • jij had verwittigd
    • hij/zij/het had verwittigd
    • wij hadden verwittigd
    • jullie hadden verwittigd
    • zij hadden verwittigd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verwittigen
    • jij zult verwittigen
    • hij/zij/het zal verwittigen
    • wij zullen verwittigen
    • jullie zullen verwittigen
    • zij zullen verwittigen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verwittigd hebben
    • jij zult verwittigd hebben
    • hij/zij/het zal verwittigd hebben
    • wij zullen verwittigd hebben
    • jullie zullen verwittigd hebben
    • zij zullen verwittigd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verwittigen
    • jij zou verwittigen
    • hij/zij/het zou verwittigen
    • wij zouden verwittigen
    • jullie zouden verwittigen
    • zij zouden verwittigen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verwittigd
    • jij zou hebben verwittigd
    • hij/zij/het zou hebben verwittigd
    • wij zouden hebben verwittigd
    • jullie zouden hebben verwittigd
    • zij zouden hebben verwittigd
  • Imperatief

    • jij verwittig
    • jullie verwittigt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verwittigen