Vervoeging van verzadigen

Onbepaalde wijs (infinitief): verzadigen

Vertaling: saturar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verzadig
  • jij verzadigt
  • hij/zij/het verzadigt
  • wij verzadigen
  • jullie verzadigen
  • zij verzadigen

Indicativo presente

  • yo saturo
  • saturas
  • él/ella satura
  • nosotros saturamos
  • vosotros saturáis
  • ellos/ellas saturan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verzadigde
  • jij verzadigde
  • hij/zij/het verzadigde
  • wij verzadigden
  • jullie verzadigden
  • zij verzadigden

Indefinido

  • yo saturé
  • saturaste
  • él/ella saturó
  • nosotros saturamos
  • vosotros saturasteis
  • ellos/ellas saturaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verzadigd
  • jij hebt verzadigd
  • hij/zij/het heeft verzadigd
  • wij hebben verzadigd
  • jullie hebben verzadigd
  • zij hebben verzadigd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he saturado
  • has saturado
  • él/ella ha saturado
  • nosotros hemos saturado
  • vosotros habéis saturado
  • ellos/ellas han saturado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verzadigd
  • jij had verzadigd
  • hij/zij/het had verzadigd
  • wij hadden verzadigd
  • jullie hadden verzadigd
  • zij hadden verzadigd

Pluscuamperfecto

  • yo había saturado
  • habías saturado
  • él/ella había saturado
  • nosotros habíamos saturado
  • vosotros habíais saturado
  • ellos/ellas habían saturado

Toekomende tijd I

  • ik zal verzadigen
  • jij zult verzadigen
  • hij/zij/het zal verzadigen
  • wij zullen verzadigen
  • jullie zullen verzadigen
  • zij zullen verzadigen

Futuro I

  • yo saturaré
  • saturarás
  • él/ella saturará
  • nosotros saturaremos
  • vosotros saturaréis
  • ellos/ellas saturarán

Toekomende tijd II

  • ik zal verzadigd hebben
  • jij zult verzadigd hebben
  • hij/zij/het zal verzadigd hebben
  • wij zullen verzadigd hebben
  • jullie zullen verzadigd hebben
  • zij zullen verzadigd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré saturado
  • habrás saturado
  • él/ella habrá saturado
  • nosotros habremos saturado
  • vosotros habréis saturado
  • ellos/ellas habrán saturado

Conditionalis I

  • ik zou verzadigen
  • jij zou verzadigen
  • hij/zij/het zou verzadigen
  • wij zouden verzadigen
  • jullie zouden verzadigen
  • zij zouden verzadigen

Condicional

  • yo saturaría
  • saturarías
  • él/ella saturaría
  • nosotros saturaríamos
  • vosotros saturaríais
  • ellos/ellas saturarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verzadigd
  • jij zou hebben verzadigd
  • hij/zij/het zou hebben verzadigd
  • wij zouden hebben verzadigd
  • jullie zouden hebben verzadigd
  • zij zouden hebben verzadigd

Condicional perfecto

  • yo habría saturado
  • habrías saturado
  • él/ella habría saturado
  • nosotros habríamos saturado
  • vosotros habríais saturado
  • ellos/ellas habrían saturado

Imperatief

  • jij verzadig
  • jullie verzadigt

Imperativo presente

  • satura
  • vosotros saturad