Vervoeging van verzilveren

Onbepaalde wijs (infinitief): verzilveren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verzilver
    • jij verzilvert
    • hij/zij/het verzilvert
    • wij verzilveren
    • jullie verzilveren
    • zij verzilveren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verzilverde
    • jij verzilverde
    • hij/zij/het verzilverde
    • wij verzilverden
    • jullie verzilverden
    • zij verzilverden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verzilverd
    • jij hebt verzilverd
    • hij/zij/het heeft verzilverd
    • wij hebben verzilverd
    • jullie hebben verzilverd
    • zij hebben verzilverd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verzilverd
    • jij had verzilverd
    • hij/zij/het had verzilverd
    • wij hadden verzilverd
    • jullie hadden verzilverd
    • zij hadden verzilverd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verzilveren
    • jij zult verzilveren
    • hij/zij/het zal verzilveren
    • wij zullen verzilveren
    • jullie zullen verzilveren
    • zij zullen verzilveren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verzilverd hebben
    • jij zult verzilverd hebben
    • hij/zij/het zal verzilverd hebben
    • wij zullen verzilverd hebben
    • jullie zullen verzilverd hebben
    • zij zullen verzilverd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verzilveren
    • jij zou verzilveren
    • hij/zij/het zou verzilveren
    • wij zouden verzilveren
    • jullie zouden verzilveren
    • zij zouden verzilveren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verzilverd
    • jij zou hebben verzilverd
    • hij/zij/het zou hebben verzilverd
    • wij zouden hebben verzilverd
    • jullie zouden hebben verzilverd
    • zij zouden hebben verzilverd
  • Imperatief

    • jij verzilver
    • jullie verzilvert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verzilveren