Vervoeging van verzilveren
Onbepaalde wijs (infinitief): verzilveren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzilver
- jij verzilvert
- hij/zij/het verzilvert
- wij verzilveren
- jullie verzilveren
- zij verzilveren
Présent
- j'argente
- tu argentes
- il/elle argente
- nous argentons
- vous argentez
- ils/elles argentent
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzilverde
- jij verzilverde
- hij/zij/het verzilverde
- wij verzilverden
- jullie verzilverden
- zij verzilverden
Indicatif imparfait
- j'argentais
- tu argentais
- il/elle argentait
- nous argentions
- vous argentiez
- ils/elles argentaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzilverd
- jij hebt verzilverd
- hij/zij/het heeft verzilverd
- wij hebben verzilverd
- jullie hebben verzilverd
- zij hebben verzilverd
Indicatif passé composé
- j'ai argenté
- tu as argenté
- il/elle a argenté
- nous avons argenté
- vous avez argenté
- ils/elles ont argenté
Voltooid verleden tijd
- ik had verzilverd
- jij had verzilverd
- hij/zij/het had verzilverd
- wij hadden verzilverd
- jullie hadden verzilverd
- zij hadden verzilverd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais argenté
- tu avais argenté
- il/elle avait argenté
- nous avions argenté
- vous aviez argenté
- ils/elles avaient argenté
Toekomende tijd I
- ik zal verzilveren
- jij zult verzilveren
- hij/zij/het zal verzilveren
- wij zullen verzilveren
- jullie zullen verzilveren
- zij zullen verzilveren
Indicatif futur
- j'argenterai
- tu argenteras
- il/elle argentera
- nous argenterons
- vous argenterez
- ils/elles argenteront
Toekomende tijd II
- ik zal verzilverd hebben
- jij zult verzilverd hebben
- hij/zij/het zal verzilverd hebben
- wij zullen verzilverd hebben
- jullie zullen verzilverd hebben
- zij zullen verzilverd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai argenté
- tu auras argenté
- il/elle aura argenté
- nous aurons argenté
- vous aurez argenté
- ils/elles auront argenté
Conditionalis I
- ik zou verzilveren
- jij zou verzilveren
- hij/zij/het zou verzilveren
- wij zouden verzilveren
- jullie zouden verzilveren
- zij zouden verzilveren
Conditionnel présent
- j'argenterais
- tu argenterais
- il/elle argenterait
- nous argenterions
- vous argenteriez
- ils/elles argenteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben verzilverd
- jij zou hebben verzilverd
- hij/zij/het zou hebben verzilverd
- wij zouden hebben verzilverd
- jullie zouden hebben verzilverd
- zij zouden hebben verzilverd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais argenté
- tu aurais argenté
- il/elle aurait argenté
- nous aurions argenté
- vous auriez argenté
- ils/elles auraient argenté
Imperatief
- jij verzilver
- jullie verzilvert
Impératif
- tu argente
- vous argentez