Vervoeging van verzilveren
Onbepaalde wijs (infinitief): verzilveren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzilver
- jij verzilvert
- hij/zij/het verzilvert
- wij verzilveren
- jullie verzilveren
- zij verzilveren
Presente
- io argento
- tu argenti
- lui/lei/Lei argenta
- noi argentiamo
- voi/Voi argentate
- loro/Loro argentano
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzilverde
- jij verzilverde
- hij/zij/het verzilverde
- wij verzilverden
- jullie verzilverden
- zij verzilverden
Imperfetto
- io argentavo
- tu argentavi
- lui/lei/Lei argentava
- noi argentavamo
- voi/Voi argentavate
- loro/Loro argentavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzilverd
- jij hebt verzilverd
- hij/zij/het heeft verzilverd
- wij hebben verzilverd
- jullie hebben verzilverd
- zij hebben verzilverd
Passato prossimo
- io ho argentato
- tu hai argentato
- lui/lei/Lei ha argentato
- noi abbiamo argentato
- voi/Voi avete argentato
- loro/Loro hanno argentato
Voltooid verleden tijd
- ik had verzilverd
- jij had verzilverd
- hij/zij/het had verzilverd
- wij hadden verzilverd
- jullie hadden verzilverd
- zij hadden verzilverd
Trapassato prossimo
- io avevo argentato
- tu avevi argentato
- lui/lei/Lei aveva argentato
- noi avevamo argentato
- voi/Voi avevate argentato
- loro/Loro avevano argentato
Toekomende tijd I
- ik zal verzilveren
- jij zult verzilveren
- hij/zij/het zal verzilveren
- wij zullen verzilveren
- jullie zullen verzilveren
- zij zullen verzilveren
Futuro semplice
- io argenterò
- tu argenterai
- lui/lei/Lei argenterà
- noi argenteremo
- voi/Voi argenterete
- loro/Loro argenteranno
Toekomende tijd II
- ik zal verzilverd hebben
- jij zult verzilverd hebben
- hij/zij/het zal verzilverd hebben
- wij zullen verzilverd hebben
- jullie zullen verzilverd hebben
- zij zullen verzilverd hebben
Futuro anteriore
- io avrò argentato
- tu avrai argentato
- lui/lei/Lei avrà argentato
- noi avremo argentato
- voi/Voi avrete argentato
- loro/Loro avranno argentato
Conditionalis I
- ik zou verzilveren
- jij zou verzilveren
- hij/zij/het zou verzilveren
- wij zouden verzilveren
- jullie zouden verzilveren
- zij zouden verzilveren
Condizionale presente
- io argenterei
- tu argenteresti
- lui/lei/Lei argenterebbe
- noi argenteremmo
- voi/Voi argentereste
- loro/Loro argenterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben verzilverd
- jij zou hebben verzilverd
- hij/zij/het zou hebben verzilverd
- wij zouden hebben verzilverd
- jullie zouden hebben verzilverd
- zij zouden hebben verzilverd
Condizionale passato
- io avrei argentato
- tu avresti argentato
- lui/lei/Lei avrebbe argentato
- noi avremmo argentato
- voi/Voi avreste argentato
- loro/Loro avrebbero argentato
Imperatief
- jij verzilver
- jullie verzilvert
Imperativo
- tu argenta
- voi/Voi argentate