Vervoeging van verzuipen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzuip
- jij verzuipt
- hij/zij/het verzuipt
- wij verzuipen
- jullie verzuipen
- zij verzuipen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzoop
- jij verzoop
- hij/zij/het verzoop
- wij verzopen
- jullie verzopen
- zij verzopen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzopen
- jij hebt verzopen
- hij/zij/het heeft verzopen
- wij hebben verzopen
- jullie hebben verzopen
- zij hebben verzopen
Voltooid verleden tijd
- ik had verzopen
- jij had verzopen
- hij/zij/het had verzopen
- wij hadden verzopen
- jullie hadden verzopen
- zij hadden verzopen
Toekomende tijd I
- ik zal verzuipen
- jij zult verzuipen
- hij/zij/het zal verzuipen
- wij zullen verzuipen
- jullie zullen verzuipen
- zij zullen verzuipen
Toekomende tijd II
- ik zal verzopen hebben
- jij zult verzopen hebben
- hij/zij/het zal verzopen hebben
- wij zullen verzopen hebben
- jullie zullen verzopen hebben
- zij zullen verzopen hebben
Conditionalis I
- ik zou verzuipen
- jij zou verzuipen
- hij/zij/het zou verzuipen
- wij zouden verzuipen
- jullie zouden verzuipen
- zij zouden verzuipen
Conditionalis II
- ik zou hebben verzopen
- jij zou hebben verzopen
- hij/zij/het zou hebben verzopen
- wij zouden hebben verzopen
- jullie zouden hebben verzopen
- zij zouden hebben verzopen
Imperatief
- jij verzuip
- jullie verzuipt