Vervoeging van verzwakken
Onbepaalde wijs (infinitief): verzwakken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzwak
- jij verzwakt
- hij/zij/het verzwakt
- wij verzwakken
- jullie verzwakken
- zij verzwakken
Presente
- io debilito
- tu debiliti
- lui/lei/Lei debilita
- noi debilitiamo
- voi/Voi debilitate
- loro/Loro debilitano
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzwakte
- jij verzwakte
- hij/zij/het verzwakte
- wij verzwakten
- jullie verzwakten
- zij verzwakten
Imperfetto
- io debilitavo
- tu debilitavi
- lui/lei/Lei debilitava
- noi debilitavamo
- voi/Voi debilitavate
- loro/Loro debilitavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzwakt
- jij hebt verzwakt
- hij/zij/het heeft verzwakt
- wij hebben verzwakt
- jullie hebben verzwakt
- zij hebben verzwakt
Passato prossimo
- io ho debilitato
- tu hai debilitato
- lui/lei/Lei ha debilitato
- noi abbiamo debilitato
- voi/Voi avete debilitato
- loro/Loro hanno debilitato
Voltooid verleden tijd
- ik had verzwakt
- jij had verzwakt
- hij/zij/het had verzwakt
- wij hadden verzwakt
- jullie hadden verzwakt
- zij hadden verzwakt
Trapassato prossimo
- io avevo debilitato
- tu avevi debilitato
- lui/lei/Lei aveva debilitato
- noi avevamo debilitato
- voi/Voi avevate debilitato
- loro/Loro avevano debilitato
Toekomende tijd I
- ik zal verzwakken
- jij zult verzwakken
- hij/zij/het zal verzwakken
- wij zullen verzwakken
- jullie zullen verzwakken
- zij zullen verzwakken
Futuro semplice
- io debiliterò
- tu debiliterai
- lui/lei/Lei debiliterà
- noi debiliteremo
- voi/Voi debiliterete
- loro/Loro debiliteranno
Toekomende tijd II
- ik zal verzwakt hebben
- jij zult verzwakt hebben
- hij/zij/het zal verzwakt hebben
- wij zullen verzwakt hebben
- jullie zullen verzwakt hebben
- zij zullen verzwakt hebben
Futuro anteriore
- io avrò debilitato
- tu avrai debilitato
- lui/lei/Lei avrà debilitato
- noi avremo debilitato
- voi/Voi avrete debilitato
- loro/Loro avranno debilitato
Conditionalis I
- ik zou verzwakken
- jij zou verzwakken
- hij/zij/het zou verzwakken
- wij zouden verzwakken
- jullie zouden verzwakken
- zij zouden verzwakken
Condizionale presente
- io debiliterei
- tu debiliteresti
- lui/lei/Lei debiliterebbe
- noi debiliteremmo
- voi/Voi debilitereste
- loro/Loro debiliterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben verzwakt
- jij zou hebben verzwakt
- hij/zij/het zou hebben verzwakt
- wij zouden hebben verzwakt
- jullie zouden hebben verzwakt
- zij zouden hebben verzwakt
Condizionale passato
- io avrei debilitato
- tu avresti debilitato
- lui/lei/Lei avrebbe debilitato
- noi avremmo debilitato
- voi/Voi avreste debilitato
- loro/Loro avrebbero debilitato
Imperatief
- jij verzwak
- jullie verzwakt
Imperativo
- tu debilita
- voi/Voi debilitate