Vervoeging van vloeien
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vloei
- jij vloeit
- hij/zij/het vloeit
- wij vloeien
- jullie vloeien
- zij vloeien
Present
- I flow
- you flow
- he/she/it flows
- we flow
- you flow
- they flow
Onvoltooid verleden tijd
- ik vloeide
- jij vloeide
- hij/zij/het vloeide
- wij vloeiden
- jullie vloeiden
- zij vloeiden
Simple past
- I flowed
- you flowed
- he/she/it flowed
- we flowed
- you flowed
- they flowed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevloeid
- jij hebt gevloeid
- hij/zij/het heeft gevloeid
- wij hebben gevloeid
- jullie hebben gevloeid
- zij hebben gevloeid
Present perfect
- I have flowed
- you have flowed
- he/she/it has flowed
- we have flowed
- you have flowed
- they have flowed
Voltooid verleden tijd
- ik had gevloeid
- jij had gevloeid
- hij/zij/het had gevloeid
- wij hadden gevloeid
- jullie hadden gevloeid
- zij hadden gevloeid
Past perfect
- I had flowed
- you had flowed
- he/she/it had flowed
- we had flowed
- you had flowed
- they had flowed
Toekomende tijd I
- ik zal vloeien
- jij zult vloeien
- hij/zij/het zal vloeien
- wij zullen vloeien
- jullie zullen vloeien
- zij zullen vloeien
Future
- I will flow
- you will flow
- he/she/it will flow
- we will flow
- you will flow
- they will flow
Toekomende tijd II
- ik zal gevloeid hebben
- jij zult gevloeid hebben
- hij/zij/het zal gevloeid hebben
- wij zullen gevloeid hebben
- jullie zullen gevloeid hebben
- zij zullen gevloeid hebben
Future perfect
- I will have flowed
- you will have flowed
- he/she/it will have flowed
- we will have flowed
- you will have flowed
- they will have flowed
Conditionalis I
- ik zou vloeien
- jij zou vloeien
- hij/zij/het zou vloeien
- wij zouden vloeien
- jullie zouden vloeien
- zij zouden vloeien
Conditional present
- I would flow
- you would flow
- he/she/it would flow
- we would flow
- you would flow
- they would flow
Conditionalis II
- ik zou hebben gevloeid
- jij zou hebben gevloeid
- hij/zij/het zou hebben gevloeid
- wij zouden hebben gevloeid
- jullie zouden hebben gevloeid
- zij zouden hebben gevloeid
Conditional perfect
- I would have flowed
- you would have flowed
- he/she/it would have flowed
- we would have flowed
- you would have flowed
- they would have flowed
Imperatief
- jij vloei
- jullie vloeit
Imperative
- you flow
- you flow