Vervoeging van vlotten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het vlot
  • zij vlotten

Indicativo presente

  • él/ella flota
  • ellos/ellas flotan

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het vlotte
  • zij vlotten

Indefinido

  • él/ella flotó
  • ellos/ellas flotaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gevlot
  • zij hebben gevlot

Pretérito perfecto compuesto

  • él/ella ha flotado
  • ellos/ellas han flotado

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gevlot
  • zij hadden gevlot

Pluscuamperfecto

  • él/ella había flotado
  • ellos/ellas habían flotado

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal vlotten
  • zij zult vlotten

Futuro I

  • él/ella flotará
  • ellos/ellas flotarán

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gevlot hebben
  • zij zult gevlot hebben

Futuro perfecto

  • él/ella habrá flotado
  • ellos/ellas habrán flotado

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal vlotten
  • zij zullen vlotten

Condicional

  • él/ella flotaría
  • ellos/ellas flotarían

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gevlot
  • zij zullen hebben gevlot

Condicional perfecto

  • él/ella habría flotado
  • ellos/ellas habrían flotado