Vervoeging van voegen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik voeg
    • jij voegt
    • hij/zij/het voegt
    • wij voegen
    • jullie voegen
    • zij voegen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik voegde
    • jij voegde
    • hij/zij/het voegde
    • wij voegden
    • jullie voegden
    • zij voegden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gevoegd
    • jij hebt gevoegd
    • hij/zij/het heeft gevoegd
    • wij hebben gevoegd
    • jullie hebben gevoegd
    • zij hebben gevoegd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gevoegd
    • jij had gevoegd
    • hij/zij/het had gevoegd
    • wij hadden gevoegd
    • jullie hadden gevoegd
    • zij hadden gevoegd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal voegen
    • jij zult voegen
    • hij/zij/het zal voegen
    • wij zullen voegen
    • jullie zullen voegen
    • zij zullen voegen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gevoegd hebben
    • jij zult gevoegd hebben
    • hij/zij/het zal gevoegd hebben
    • wij zullen gevoegd hebben
    • jullie zullen gevoegd hebben
    • zij zullen gevoegd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou voegen
    • jij zou voegen
    • hij/zij/het zou voegen
    • wij zouden voegen
    • jullie zouden voegen
    • zij zouden voegen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gevoegd
    • jij zou hebben gevoegd
    • hij/zij/het zou hebben gevoegd
    • wij zouden hebben gevoegd
    • jullie zouden hebben gevoegd
    • zij zouden hebben gevoegd
  • Imperatief

    • jij voeg
    • jullie voegt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van voegen