Vervoeging van volstoppen
Onbepaalde wijs (infinitief): volstoppen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stop vol
- jij stopt vol
- hij/zij/het stopt vol
- wij stoppen vol
- jullie stoppen vol
- zij stoppen vol
Indicativo presente
- yo obturo
- tú obturas
- él/ella obtura
- nosotros obturamos
- vosotros obturáis
- ellos/ellas obturan
Onvoltooid verleden tijd
- ik stopte vol
- jij stopte vol
- hij/zij/het stopte vol
- wij stopten vol
- jullie stopten vol
- zij stopten vol
Indefinido
- yo obturé
- tú obturaste
- él/ella obturó
- nosotros obturamos
- vosotros obturasteis
- ellos/ellas obturaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb volgestopt
- jij hebt volgestopt
- hij/zij/het heeft volgestopt
- wij hebben volgestopt
- jullie hebben volgestopt
- zij hebben volgestopt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he obturado
- tú has obturado
- él/ella ha obturado
- nosotros hemos obturado
- vosotros habéis obturado
- ellos/ellas han obturado
Voltooid verleden tijd
- ik had volgestopt
- jij had volgestopt
- hij/zij/het had volgestopt
- wij hadden volgestopt
- jullie hadden volgestopt
- zij hadden volgestopt
Pluscuamperfecto
- yo había obturado
- tú habías obturado
- él/ella había obturado
- nosotros habíamos obturado
- vosotros habíais obturado
- ellos/ellas habían obturado
Toekomende tijd I
- ik zal volstoppen
- jij zult volstoppen
- hij/zij/het zal volstoppen
- wij zullen volstoppen
- jullie zullen volstoppen
- zij zullen volstoppen
Futuro I
- yo obturaré
- tú obturarás
- él/ella obturará
- nosotros obturaremos
- vosotros obturaréis
- ellos/ellas obturarán
Toekomende tijd II
- ik zal volgestopt hebben
- jij zult volgestopt hebben
- hij/zij/het zal volgestopt hebben
- wij zullen volgestopt hebben
- jullie zullen volgestopt hebben
- zij zullen volgestopt hebben
Futuro perfecto
- yo habré obturado
- tú habrás obturado
- él/ella habrá obturado
- nosotros habremos obturado
- vosotros habréis obturado
- ellos/ellas habrán obturado
Conditionalis I
- ik zou volstoppen
- jij zou volstoppen
- hij/zij/het zou volstoppen
- wij zouden volstoppen
- jullie zouden volstoppen
- zij zouden volstoppen
Condicional
- yo obturaría
- tú obturarías
- él/ella obturaría
- nosotros obturaríamos
- vosotros obturaríais
- ellos/ellas obturarían
Conditionalis II
- ik zou hebben volgestopt
- jij zou hebben volgestopt
- hij/zij/het zou hebben volgestopt
- wij zouden hebben volgestopt
- jullie zouden hebben volgestopt
- zij zouden hebben volgestopt
Condicional perfecto
- yo habría obturado
- tú habrías obturado
- él/ella habría obturado
- nosotros habríamos obturado
- vosotros habríais obturado
- ellos/ellas habrían obturado
Imperatief
- jij stop vol
- jullie stopt vol
Imperativo presente
- tú obtura
- vosotros obturad