Vervoeging van voordragen
Onbepaalde wijs (infinitief): voordragen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik draag voor
- jij draagt voor
- hij/zij/het draagt voor
- wij dragen voor
- jullie dragen voor
- zij dragen voor
Present
- I recite
- you recite
- he/she/it recites
- we recite
- you recite
- they recite
Onvoltooid verleden tijd
- ik droeg voor
- jij droeg voor
- hij/zij/het droeg voor
- wij droegen voor
- jullie droegen voor
- zij droegen voor
Simple past
- I recited
- you recited
- he/she/it recited
- we recited
- you recited
- they recited
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb voorgedragen
- jij hebt voorgedragen
- hij/zij/het heeft voorgedragen
- wij hebben voorgedragen
- jullie hebben voorgedragen
- zij hebben voorgedragen
Present perfect
- I have recited
- you have recited
- he/she/it has recited
- we have recited
- you have recited
- they have recited
Voltooid verleden tijd
- ik had voorgedragen
- jij had voorgedragen
- hij/zij/het had voorgedragen
- wij hadden voorgedragen
- jullie hadden voorgedragen
- zij hadden voorgedragen
Past perfect
- I had recited
- you had recited
- he/she/it had recited
- we had recited
- you had recited
- they had recited
Toekomende tijd I
- ik zal voordragen
- jij zult voordragen
- hij/zij/het zal voordragen
- wij zullen voordragen
- jullie zullen voordragen
- zij zullen voordragen
Future
- I will recite
- you will recite
- he/she/it will recite
- we will recite
- you will recite
- they will recite
Toekomende tijd II
- ik zal voorgedragen hebben
- jij zult voorgedragen hebben
- hij/zij/het zal voorgedragen hebben
- wij zullen voorgedragen hebben
- jullie zullen voorgedragen hebben
- zij zullen voorgedragen hebben
Future perfect
- I will have recited
- you will have recited
- he/she/it will have recited
- we will have recited
- you will have recited
- they will have recited
Conditionalis I
- ik zou voordragen
- jij zou voordragen
- hij/zij/het zou voordragen
- wij zouden voordragen
- jullie zouden voordragen
- zij zouden voordragen
Conditional present
- I would recite
- you would recite
- he/she/it would recite
- we would recite
- you would recite
- they would recite
Conditionalis II
- ik zou hebben voorgedragen
- jij zou hebben voorgedragen
- hij/zij/het zou hebben voorgedragen
- wij zouden hebben voorgedragen
- jullie zouden hebben voorgedragen
- zij zouden hebben voorgedragen
Conditional perfect
- I would have recited
- you would have recited
- he/she/it would have recited
- we would have recited
- you would have recited
- they would have recited
Imperatief
- jij draag voor
- jullie draagt voor
Imperative
- you recite
- you recite