Vervoeging van vooruitdenken

Onbepaalde wijs (infinitief): vooruitdenken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik denk vooruit
    • jij denkt vooruit
    • hij/zij/het denkt vooruit
    • wij denken vooruit
    • jullie denken vooruit
    • zij denken vooruit
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dacht vooruit
    • jij dacht vooruit
    • hij/zij/het dacht vooruit
    • wij dachten vooruit
    • jullie dachten vooruit
    • zij dachten vooruit
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb vooruitgedacht
    • jij hebt vooruitgedacht
    • hij/zij/het heeft vooruitgedacht
    • wij hebben vooruitgedacht
    • jullie hebben vooruitgedacht
    • zij hebben vooruitgedacht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had vooruitgedacht
    • jij had vooruitgedacht
    • hij/zij/het had vooruitgedacht
    • wij hadden vooruitgedacht
    • jullie hadden vooruitgedacht
    • zij hadden vooruitgedacht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vooruitdenken
    • jij zult vooruitdenken
    • hij/zij/het zal vooruitdenken
    • wij zullen vooruitdenken
    • jullie zullen vooruitdenken
    • zij zullen vooruitdenken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal vooruitgedacht hebben
    • jij zult vooruitgedacht hebben
    • hij/zij/het zal vooruitgedacht hebben
    • wij zullen vooruitgedacht hebben
    • jullie zullen vooruitgedacht hebben
    • zij zullen vooruitgedacht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vooruitdenken
    • jij zou vooruitdenken
    • hij/zij/het zou vooruitdenken
    • wij zouden vooruitdenken
    • jullie zouden vooruitdenken
    • zij zouden vooruitdenken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben vooruitgedacht
    • jij zou hebben vooruitgedacht
    • hij/zij/het zou hebben vooruitgedacht
    • wij zouden hebben vooruitgedacht
    • jullie zouden hebben vooruitgedacht
    • zij zouden hebben vooruitgedacht
  • Imperatief

    • jij denk vooruit
    • jullie denkt vooruit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vooruitdenken