Vervoeging van vormen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vorm
    • jij vormt
    • hij/zij/het vormt
    • wij vormen
    • jullie vormen
    • zij vormen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vormde
    • jij vormde
    • hij/zij/het vormde
    • wij vormden
    • jullie vormden
    • zij vormden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gevormd
    • jij hebt gevormd
    • hij/zij/het heeft gevormd
    • wij hebben gevormd
    • jullie hebben gevormd
    • zij hebben gevormd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gevormd
    • jij had gevormd
    • hij/zij/het had gevormd
    • wij hadden gevormd
    • jullie hadden gevormd
    • zij hadden gevormd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vormen
    • jij zult vormen
    • hij/zij/het zal vormen
    • wij zullen vormen
    • jullie zullen vormen
    • zij zullen vormen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gevormd hebben
    • jij zult gevormd hebben
    • hij/zij/het zal gevormd hebben
    • wij zullen gevormd hebben
    • jullie zullen gevormd hebben
    • zij zullen gevormd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vormen
    • jij zou vormen
    • hij/zij/het zou vormen
    • wij zouden vormen
    • jullie zouden vormen
    • zij zouden vormen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gevormd
    • jij zou hebben gevormd
    • hij/zij/het zou hebben gevormd
    • wij zouden hebben gevormd
    • jullie zouden hebben gevormd
    • zij zouden hebben gevormd
  • Imperatief

    • jij vorm
    • jullie vormt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van vormen