Vervoeging van vulcaniseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vulcaniseer
- jij vulcaniseert
- hij/zij/het vulcaniseert
- wij vulcaniseren
- jullie vulcaniseren
- zij vulcaniseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik vulcaniseerde
- jij vulcaniseerde
- hij/zij/het vulcaniseerde
- wij vulcaniseerden
- jullie vulcaniseerden
- zij vulcaniseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevulcaniseerd
- jij hebt gevulcaniseerd
- hij/zij/het heeft gevulcaniseerd
- wij hebben gevulcaniseerd
- jullie hebben gevulcaniseerd
- zij hebben gevulcaniseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gevulcaniseerd
- jij had gevulcaniseerd
- hij/zij/het had gevulcaniseerd
- wij hadden gevulcaniseerd
- jullie hadden gevulcaniseerd
- zij hadden gevulcaniseerd
Toekomende tijd I
- ik zal vulcaniseren
- jij zult vulcaniseren
- hij/zij/het zal vulcaniseren
- wij zullen vulcaniseren
- jullie zullen vulcaniseren
- zij zullen vulcaniseren
Toekomende tijd II
- ik zal gevulcaniseerd hebben
- jij zult gevulcaniseerd hebben
- hij/zij/het zal gevulcaniseerd hebben
- wij zullen gevulcaniseerd hebben
- jullie zullen gevulcaniseerd hebben
- zij zullen gevulcaniseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou vulcaniseren
- jij zou vulcaniseren
- hij/zij/het zou vulcaniseren
- wij zouden vulcaniseren
- jullie zouden vulcaniseren
- zij zouden vulcaniseren
Conditionalis II
- ik zou hebben gevulcaniseerd
- jij zou hebben gevulcaniseerd
- hij/zij/het zou hebben gevulcaniseerd
- wij zouden hebben gevulcaniseerd
- jullie zouden hebben gevulcaniseerd
- zij zouden hebben gevulcaniseerd
Imperatief
- jij vulcaniseer
- jullie vulcaniseert