Vervoeging van vulcaniseren

Onbepaalde wijs (infinitief): vulcaniseren

Vertaling: to vulcanize

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vulcaniseer
  • jij vulcaniseert
  • hij/zij/het vulcaniseert
  • wij vulcaniseren
  • jullie vulcaniseren
  • zij vulcaniseren

Present

  • I vulcanize
  • you vulcanize
  • he/she/it vulcanizes
  • we vulcanize
  • you vulcanize
  • they vulcanize

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vulcaniseerde
  • jij vulcaniseerde
  • hij/zij/het vulcaniseerde
  • wij vulcaniseerden
  • jullie vulcaniseerden
  • zij vulcaniseerden

Simple past

  • I vulcanized
  • you vulcanized
  • he/she/it vulcanized
  • we vulcanized
  • you vulcanized
  • they vulcanized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevulcaniseerd
  • jij hebt gevulcaniseerd
  • hij/zij/het heeft gevulcaniseerd
  • wij hebben gevulcaniseerd
  • jullie hebben gevulcaniseerd
  • zij hebben gevulcaniseerd

Present perfect

  • I have vulcanized
  • you have vulcanized
  • he/she/it has vulcanized
  • we have vulcanized
  • you have vulcanized
  • they have vulcanized

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevulcaniseerd
  • jij had gevulcaniseerd
  • hij/zij/het had gevulcaniseerd
  • wij hadden gevulcaniseerd
  • jullie hadden gevulcaniseerd
  • zij hadden gevulcaniseerd

Past perfect

  • I had vulcanized
  • you had vulcanized
  • he/she/it had vulcanized
  • we had vulcanized
  • you had vulcanized
  • they had vulcanized

Toekomende tijd I

  • ik zal vulcaniseren
  • jij zult vulcaniseren
  • hij/zij/het zal vulcaniseren
  • wij zullen vulcaniseren
  • jullie zullen vulcaniseren
  • zij zullen vulcaniseren

Future

  • I will vulcanize
  • you will vulcanize
  • he/she/it will vulcanize
  • we will vulcanize
  • you will vulcanize
  • they will vulcanize

Toekomende tijd II

  • ik zal gevulcaniseerd hebben
  • jij zult gevulcaniseerd hebben
  • hij/zij/het zal gevulcaniseerd hebben
  • wij zullen gevulcaniseerd hebben
  • jullie zullen gevulcaniseerd hebben
  • zij zullen gevulcaniseerd hebben

Future perfect

  • I will have vulcanized
  • you will have vulcanized
  • he/she/it will have vulcanized
  • we will have vulcanized
  • you will have vulcanized
  • they will have vulcanized

Conditionalis I

  • ik zou vulcaniseren
  • jij zou vulcaniseren
  • hij/zij/het zou vulcaniseren
  • wij zouden vulcaniseren
  • jullie zouden vulcaniseren
  • zij zouden vulcaniseren

Conditional present

  • I would vulcanize
  • you would vulcanize
  • he/she/it would vulcanize
  • we would vulcanize
  • you would vulcanize
  • they would vulcanize

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevulcaniseerd
  • jij zou hebben gevulcaniseerd
  • hij/zij/het zou hebben gevulcaniseerd
  • wij zouden hebben gevulcaniseerd
  • jullie zouden hebben gevulcaniseerd
  • zij zouden hebben gevulcaniseerd

Conditional perfect

  • I would have vulcanized
  • you would have vulcanized
  • he/she/it would have vulcanized
  • we would have vulcanized
  • you would have vulcanized
  • they would have vulcanized

Imperatief

  • jij vulcaniseer
  • jullie vulcaniseert

Imperative

  • you vulcanize
  • you vulcanize