Vervoeging van waarmerken

Onbepaalde wijs (infinitief): waarmerken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik waarmerk
    • jij waarmerkt
    • hij/zij/het waarmerkt
    • wij waarmerken
    • jullie waarmerken
    • zij waarmerken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik waarmerkte
    • jij waarmerkte
    • hij/zij/het waarmerkte
    • wij waarmerkten
    • jullie waarmerkten
    • zij waarmerkten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gewaarmerkt
    • jij hebt gewaarmerkt
    • hij/zij/het heeft gewaarmerkt
    • wij hebben gewaarmerkt
    • jullie hebben gewaarmerkt
    • zij hebben gewaarmerkt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gewaarmerkt
    • jij had gewaarmerkt
    • hij/zij/het had gewaarmerkt
    • wij hadden gewaarmerkt
    • jullie hadden gewaarmerkt
    • zij hadden gewaarmerkt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal waarmerken
    • jij zult waarmerken
    • hij/zij/het zal waarmerken
    • wij zullen waarmerken
    • jullie zullen waarmerken
    • zij zullen waarmerken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gewaarmerkt hebben
    • jij zult gewaarmerkt hebben
    • hij/zij/het zal gewaarmerkt hebben
    • wij zullen gewaarmerkt hebben
    • jullie zullen gewaarmerkt hebben
    • zij zullen gewaarmerkt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou waarmerken
    • jij zou waarmerken
    • hij/zij/het zou waarmerken
    • wij zouden waarmerken
    • jullie zouden waarmerken
    • zij zouden waarmerken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gewaarmerkt
    • jij zou hebben gewaarmerkt
    • hij/zij/het zou hebben gewaarmerkt
    • wij zouden hebben gewaarmerkt
    • jullie zouden hebben gewaarmerkt
    • zij zouden hebben gewaarmerkt
  • Imperatief

    • jij waarmerk
    • jullie waarmerkt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van waarmerken