Vervoeging van wachtlopen

Onbepaalde wijs (infinitief): wachtlopen

Vertaling: to guard

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loop wacht
  • jij loopt wacht
  • hij/zij/het loopt wacht
  • wij lopen wacht
  • jullie lopen wacht
  • zij lopen wacht

Present

  • I guard
  • you guard
  • he/she/it guards
  • we guard
  • you guard
  • they guard

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liep wacht
  • jij liep wacht
  • hij/zij/het liep wacht
  • wij liepen wacht
  • jullie liepen wacht
  • zij liepen wacht

Simple past

  • I guarded
  • you guarded
  • he/she/it guarded
  • we guarded
  • you guarded
  • they guarded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb wachtgelopen
  • jij hebt wachtgelopen
  • hij/zij/het heeft wachtgelopen
  • wij hebben wachtgelopen
  • jullie hebben wachtgelopen
  • zij hebben wachtgelopen

Present perfect

  • I have guarded
  • you have guarded
  • he/she/it has guarded
  • we have guarded
  • you have guarded
  • they have guarded

Voltooid verleden tijd

  • ik had wachtgelopen
  • jij had wachtgelopen
  • hij/zij/het had wachtgelopen
  • wij hadden wachtgelopen
  • jullie hadden wachtgelopen
  • zij hadden wachtgelopen

Past perfect

  • I had guarded
  • you had guarded
  • he/she/it had guarded
  • we had guarded
  • you had guarded
  • they had guarded

Toekomende tijd I

  • ik zal wachtlopen
  • jij zult wachtlopen
  • hij/zij/het zal wachtlopen
  • wij zullen wachtlopen
  • jullie zullen wachtlopen
  • zij zullen wachtlopen

Future

  • I will guard
  • you will guard
  • he/she/it will guard
  • we will guard
  • you will guard
  • they will guard

Toekomende tijd II

  • ik zal wachtgelopen hebben
  • jij zult wachtgelopen hebben
  • hij/zij/het zal wachtgelopen hebben
  • wij zullen wachtgelopen hebben
  • jullie zullen wachtgelopen hebben
  • zij zullen wachtgelopen hebben

Future perfect

  • I will have guarded
  • you will have guarded
  • he/she/it will have guarded
  • we will have guarded
  • you will have guarded
  • they will have guarded

Conditionalis I

  • ik zou wachtlopen
  • jij zou wachtlopen
  • hij/zij/het zou wachtlopen
  • wij zouden wachtlopen
  • jullie zouden wachtlopen
  • zij zouden wachtlopen

Conditional present

  • I would guard
  • you would guard
  • he/she/it would guard
  • we would guard
  • you would guard
  • they would guard

Conditionalis II

  • ik zou hebben wachtgelopen
  • jij zou hebben wachtgelopen
  • hij/zij/het zou hebben wachtgelopen
  • wij zouden hebben wachtgelopen
  • jullie zouden hebben wachtgelopen
  • zij zouden hebben wachtgelopen

Conditional perfect

  • I would have guarded
  • you would have guarded
  • he/she/it would have guarded
  • we would have guarded
  • you would have guarded
  • they would have guarded

Imperatief

  • jij loop wacht
  • jullie loopt wacht

Imperative

  • you guard
  • you guard