Vervoeging van wanhopen
Onbepaalde wijs (infinitief): wanhopen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wanhoop
- jij wanhoopt
- hij/zij/het wanhoopt
- wij wanhopen
- jullie wanhopen
- zij wanhopen
Onvoltooid verleden tijd
- ik wanhoopte
- jij wanhoopte
- hij/zij/het wanhoopte
- wij wanhoopten
- jullie wanhoopten
- zij wanhoopten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewanhoopt
- jij hebt gewanhoopt
- hij/zij/het heeft gewanhoopt
- wij hebben gewanhoopt
- jullie hebben gewanhoopt
- zij hebben gewanhoopt
Voltooid verleden tijd
- ik had gewanhoopt
- jij had gewanhoopt
- hij/zij/het had gewanhoopt
- wij hadden gewanhoopt
- jullie hadden gewanhoopt
- zij hadden gewanhoopt
Toekomende tijd I
- ik zal wanhopen
- jij zult wanhopen
- hij/zij/het zal wanhopen
- wij zullen wanhopen
- jullie zullen wanhopen
- zij zullen wanhopen
Toekomende tijd II
- ik zal gewanhoopt hebben
- jij zult gewanhoopt hebben
- hij/zij/het zal gewanhoopt hebben
- wij zullen gewanhoopt hebben
- jullie zullen gewanhoopt hebben
- zij zullen gewanhoopt hebben
Conditionalis I
- ik zou wanhopen
- jij zou wanhopen
- hij/zij/het zou wanhopen
- wij zouden wanhopen
- jullie zouden wanhopen
- zij zouden wanhopen
Conditionalis II
- ik zou hebben gewanhoopt
- jij zou hebben gewanhoopt
- hij/zij/het zou hebben gewanhoopt
- wij zouden hebben gewanhoopt
- jullie zouden hebben gewanhoopt
- zij zouden hebben gewanhoopt
Imperatief
- jij wanhoop
- jullie wanhoopt