Vervoeging van weerklinken

Onbepaalde wijs (infinitief): weerklinken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het weerklinkt
    • zij weerklinken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het weerklonk
    • zij weerklonken
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft weerklonken
    • zij hebben weerklonken
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had weerklonken
    • zij hadden weerklonken
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal weerklinken
    • zij zult weerklinken
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal weerklonken hebben
    • zij zult weerklonken hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal weerklinken
    • zij zullen weerklinken
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben weerklonken
    • zij zullen hebben weerklonken

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van weerklinken