Vervoeging van weerspiegelen
Onbepaalde wijs (infinitief): weerspiegelen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het weerspiegelt
- zij weerspiegelen
Présent
- il/elle réfléchit
- ils/elles réfléchissent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het weerspiegelde
- zij weerspiegelden
Indicatif imparfait
- il/elle réfléchissait
- ils/elles réfléchissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft weerspiegeld
- zij hebben weerspiegeld
Indicatif passé composé
- il/elle a réfléchi
- ils/elles ont réfléchi
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had weerspiegeld
- zij hadden weerspiegeld
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle avait réfléchi
- ils/elles avaient réfléchi
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal weerspiegelen
- zij zult weerspiegelen
Indicatif futur
- il/elle réfléchira
- ils/elles réfléchiront
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal weerspiegeld hebben
- zij zult weerspiegeld hebben
Indicatif futur antérieur
- il/elle aura réfléchi
- ils/elles auront réfléchi
Conditionalis I
- hij/zij/het zal weerspiegelen
- zij zullen weerspiegelen
Conditionnel présent
- il/elle réfléchirait
- ils/elles réfléchiraient
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben weerspiegeld
- zij zullen hebben weerspiegeld
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle aurait réfléchi
- ils/elles auraient réfléchi