Vervoeging van wegdragen
Onbepaalde wijs (infinitief): wegdragen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik draag weg
- jij draagt weg
- hij/zij/het draagt weg
- wij dragen weg
- jullie dragen weg
- zij dragen weg
Présent
- j'entraîne
- tu entraînes
- il/elle entraîne
- nous entraînons
- vous entraînez
- ils/elles entraînent
Onvoltooid verleden tijd
- ik droeg weg
- jij droeg weg
- hij/zij/het droeg weg
- wij droegen weg
- jullie droegen weg
- zij droegen weg
Indicatif imparfait
- j'entraînais
- tu entraînais
- il/elle entraînait
- nous entraînions
- vous entraîniez
- ils/elles entraînaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb weggedragen
- jij hebt weggedragen
- hij/zij/het heeft weggedragen
- wij hebben weggedragen
- jullie hebben weggedragen
- zij hebben weggedragen
Indicatif passé composé
- j'ai entraîné
- tu as entraîné
- il/elle a entraîné
- nous avons entraîné
- vous avez entraîné
- ils/elles ont entraîné
Voltooid verleden tijd
- ik had weggedragen
- jij had weggedragen
- hij/zij/het had weggedragen
- wij hadden weggedragen
- jullie hadden weggedragen
- zij hadden weggedragen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais entraîné
- tu avais entraîné
- il/elle avait entraîné
- nous avions entraîné
- vous aviez entraîné
- ils/elles avaient entraîné
Toekomende tijd I
- ik zal wegdragen
- jij zult wegdragen
- hij/zij/het zal wegdragen
- wij zullen wegdragen
- jullie zullen wegdragen
- zij zullen wegdragen
Indicatif futur
- j'entraînerai
- tu entraîneras
- il/elle entraînera
- nous entraînerons
- vous entraînerez
- ils/elles entraîneront
Toekomende tijd II
- ik zal weggedragen hebben
- jij zult weggedragen hebben
- hij/zij/het zal weggedragen hebben
- wij zullen weggedragen hebben
- jullie zullen weggedragen hebben
- zij zullen weggedragen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai entraîné
- tu auras entraîné
- il/elle aura entraîné
- nous aurons entraîné
- vous aurez entraîné
- ils/elles auront entraîné
Conditionalis I
- ik zou wegdragen
- jij zou wegdragen
- hij/zij/het zou wegdragen
- wij zouden wegdragen
- jullie zouden wegdragen
- zij zouden wegdragen
Conditionnel présent
- j'entraînerais
- tu entraînerais
- il/elle entraînerait
- nous entraînerions
- vous entraîneriez
- ils/elles entraîneraient
Conditionalis II
- ik zou hebben weggedragen
- jij zou hebben weggedragen
- hij/zij/het zou hebben weggedragen
- wij zouden hebben weggedragen
- jullie zouden hebben weggedragen
- zij zouden hebben weggedragen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais entraîné
- tu aurais entraîné
- il/elle aurait entraîné
- nous aurions entraîné
- vous auriez entraîné
- ils/elles auraient entraîné
Imperatief
- jij draag weg
- jullie draagt weg
Impératif
- tu entraîne
- vous entraînez