Vervoeging van wegsmelten
Onbepaalde wijs (infinitief): wegsmelten
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het smelt weg
- zij smelten weg
Présent
- il/elle dégèle
- ils/elles dégèlent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het smolt weg
- zij smolten weg
Indicatif imparfait
- il/elle dégelait
- ils/elles dégelaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is weggesmolten
- zij zijn weggesmolten
Indicatif passé composé
- il/elle a dégelé
- ils/elles ont dégelé
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was weggesmolten
- zij waren weggesmolten
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle avait dégelé
- ils/elles avaient dégelé
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal wegsmelten
- zij zult wegsmelten
Indicatif futur
- il/elle dégèlera
- ils/elles dégèleront
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal weggesmolten zijn
- zij zult weggesmolten zijn
Indicatif futur antérieur
- il/elle aura dégelé
- ils/elles auront dégelé
Conditionalis I
- hij/zij/het zal wegsmelten
- zij zullen wegsmelten
Conditionnel présent
- il/elle dégèlerait
- ils/elles dégèleraient
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn weggesmolten
- zij zullen zijn weggesmolten
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle aurait dégelé
- ils/elles auraient dégelé