Vervoeging van wegsmelten
Onbepaalde wijs (infinitief): wegsmelten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het smelt weg
- zij smelten weg
Presente
- lui/lei/Lei sgela
- loro/Loro sgelano
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het smolt weg
- zij smolten weg
Imperfetto
- lui/lei/Lei sgelava
- loro/Loro sgelavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is weggesmolten
- zij zijn weggesmolten
Passato prossimo
- lui/lei/Lei ha sgelato
- loro/Loro hanno sgelato
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was weggesmolten
- zij waren weggesmolten
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei aveva sgelato
- loro/Loro avevano sgelato
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal wegsmelten
- zij zult wegsmelten
Futuro semplice
- lui/lei/Lei sgelerà
- loro/Loro sgeleranno
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal weggesmolten zijn
- zij zult weggesmolten zijn
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei avrà sgelato
- loro/Loro avranno sgelato
Conditionalis I
- hij/zij/het zal wegsmelten
- zij zullen wegsmelten
Condizionale presente
- lui/lei/Lei sgelerebbe
- loro/Loro sgelerebbero
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn weggesmolten
- zij zullen zijn weggesmolten
Condizionale passato
- lui/lei/Lei avrebbe sgelato
- loro/Loro avrebbero sgelato