Vervoeging van wenden
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wend
- jij wendt
- hij/zij/het wendt
- wij wenden
- jullie wenden
- zij wenden
Présent
- je retourne
- tu retournes
- il/elle retourne
- nous retournons
- vous retournez
- ils/elles retournent
Onvoltooid verleden tijd
- ik wendde
- jij wendde
- hij/zij/het wendde
- wij wendden
- jullie wendden
- zij wendden
Indicatif imparfait
- je retournais
- tu retournais
- il/elle retournait
- nous retournions
- vous retourniez
- ils/elles retournaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewend
- jij hebt gewend
- hij/zij/het heeft gewend
- wij hebben gewend
- jullie hebben gewend
- zij hebben gewend
Indicatif passé composé
- je suis retourné(e)
- tu es retourné(e)
- il/elle est retourné(e)
- nous sommes retourné(e)s
- vous êtes retourné(e)(s)
- ils/elles sont retourné(e)s
Voltooid verleden tijd
- ik had gewend
- jij had gewend
- hij/zij/het had gewend
- wij hadden gewend
- jullie hadden gewend
- zij hadden gewend
Indicatif plus-que-parfait
- je étais retourné(e)
- tu étais retourné(e)
- il/elle était retourné(e)
- nous étions retourné(e)s
- vous étiez retourné(e)(s)
- ils/elles étaient retourné(e)s
Toekomende tijd I
- ik zal wenden
- jij zult wenden
- hij/zij/het zal wenden
- wij zullen wenden
- jullie zullen wenden
- zij zullen wenden
Indicatif futur
- je retournerai
- tu retourneras
- il/elle retournera
- nous retournerons
- vous retournerez
- ils/elles retourneront
Toekomende tijd II
- ik zal gewend hebben
- jij zult gewend hebben
- hij/zij/het zal gewend hebben
- wij zullen gewend hebben
- jullie zullen gewend hebben
- zij zullen gewend hebben
Indicatif futur antérieur
- je serai retourné(e)
- tu seras retourné(e)
- il/elle sera retourné(e)
- nous serons retourné(e)s
- vous serez retourné(e)(s)
- ils/elles seront retourné(e)s
Conditionalis I
- ik zou wenden
- jij zou wenden
- hij/zij/het zou wenden
- wij zouden wenden
- jullie zouden wenden
- zij zouden wenden
Conditionnel présent
- je retournerais
- tu retournerais
- il/elle retournerait
- nous retournerions
- vous retourneriez
- ils/elles retourneraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gewend
- jij zou hebben gewend
- hij/zij/het zou hebben gewend
- wij zouden hebben gewend
- jullie zouden hebben gewend
- zij zouden hebben gewend
Conditionnel passé (1ère forme)
- je serais retourné(e)
- tu serais retourné(e)
- il/elle serait retourné(e)
- nous serions retourné(e)s
- vous seriez retourné(e)(s)
- ils/elles seraient retourné(e)s
Imperatief
- jij wend
- jullie wendt
Impératif
- tu retourne
- vous retournez