Vervoeging van weten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik weet
    • jij weet
    • hij/zij/het weet
    • wij weten
    • jullie weten
    • zij weten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik wist
    • jij wist
    • hij/zij/het wist
    • wij wisten
    • jullie wisten
    • zij wisten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geweten
    • jij hebt geweten
    • hij/zij/het heeft geweten
    • wij hebben geweten
    • jullie hebben geweten
    • zij hebben geweten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geweten
    • jij had geweten
    • hij/zij/het had geweten
    • wij hadden geweten
    • jullie hadden geweten
    • zij hadden geweten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal weten
    • jij zult weten
    • hij/zij/het zal weten
    • wij zullen weten
    • jullie zullen weten
    • zij zullen weten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geweten hebben
    • jij zult geweten hebben
    • hij/zij/het zal geweten hebben
    • wij zullen geweten hebben
    • jullie zullen geweten hebben
    • zij zullen geweten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou weten
    • jij zou weten
    • hij/zij/het zou weten
    • wij zouden weten
    • jullie zouden weten
    • zij zouden weten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geweten
    • jij zou hebben geweten
    • hij/zij/het zou hebben geweten
    • wij zouden hebben geweten
    • jullie zouden hebben geweten
    • zij zouden hebben geweten
  • Imperatief

    • jij weet
    • jullie weet

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van weten