Vervoeging van wettigen

Vertaling: legalizar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wettig
  • jij wettigt
  • hij/zij/het wettigt
  • wij wettigen
  • jullie wettigen
  • zij wettigen

Indicativo presente

  • yo legalizo
  • legalizas
  • él/ella legaliza
  • nosotros legalizamos
  • vosotros legalizáis
  • ellos/ellas legalizan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wettigde
  • jij wettigde
  • hij/zij/het wettigde
  • wij wettigden
  • jullie wettigden
  • zij wettigden

Indefinido

  • yo legalicé
  • legalizaste
  • él/ella legalizó
  • nosotros legalizamos
  • vosotros legalizasteis
  • ellos/ellas legalizaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewettigd
  • jij hebt gewettigd
  • hij/zij/het heeft gewettigd
  • wij hebben gewettigd
  • jullie hebben gewettigd
  • zij hebben gewettigd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he legalizado
  • has legalizado
  • él/ella ha legalizado
  • nosotros hemos legalizado
  • vosotros habéis legalizado
  • ellos/ellas han legalizado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewettigd
  • jij had gewettigd
  • hij/zij/het had gewettigd
  • wij hadden gewettigd
  • jullie hadden gewettigd
  • zij hadden gewettigd

Pluscuamperfecto

  • yo había legalizado
  • habías legalizado
  • él/ella había legalizado
  • nosotros habíamos legalizado
  • vosotros habíais legalizado
  • ellos/ellas habían legalizado

Toekomende tijd I

  • ik zal wettigen
  • jij zult wettigen
  • hij/zij/het zal wettigen
  • wij zullen wettigen
  • jullie zullen wettigen
  • zij zullen wettigen

Futuro I

  • yo legalizaré
  • legalizarás
  • él/ella legalizará
  • nosotros legalizaremos
  • vosotros legalizaréis
  • ellos/ellas legalizarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gewettigd hebben
  • jij zult gewettigd hebben
  • hij/zij/het zal gewettigd hebben
  • wij zullen gewettigd hebben
  • jullie zullen gewettigd hebben
  • zij zullen gewettigd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré legalizado
  • habrás legalizado
  • él/ella habrá legalizado
  • nosotros habremos legalizado
  • vosotros habréis legalizado
  • ellos/ellas habrán legalizado

Conditionalis I

  • ik zou wettigen
  • jij zou wettigen
  • hij/zij/het zou wettigen
  • wij zouden wettigen
  • jullie zouden wettigen
  • zij zouden wettigen

Condicional

  • yo legalizaría
  • legalizarías
  • él/ella legalizaría
  • nosotros legalizaríamos
  • vosotros legalizaríais
  • ellos/ellas legalizarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewettigd
  • jij zou hebben gewettigd
  • hij/zij/het zou hebben gewettigd
  • wij zouden hebben gewettigd
  • jullie zouden hebben gewettigd
  • zij zouden hebben gewettigd

Condicional perfecto

  • yo habría legalizado
  • habrías legalizado
  • él/ella habría legalizado
  • nosotros habríamos legalizado
  • vosotros habríais legalizado
  • ellos/ellas habrían legalizado

Imperatief

  • jij wettig
  • jullie wettigt

Imperativo presente

  • legaliza
  • vosotros legalizad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van wettigen