Vervoeging van wikkelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik wikkel
    • jij wikkelt
    • hij/zij/het wikkelt
    • wij wikkelen
    • jullie wikkelen
    • zij wikkelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik wikkelde
    • jij wikkelde
    • hij/zij/het wikkelde
    • wij wikkelden
    • jullie wikkelden
    • zij wikkelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gewikkeld
    • jij hebt gewikkeld
    • hij/zij/het heeft gewikkeld
    • wij hebben gewikkeld
    • jullie hebben gewikkeld
    • zij hebben gewikkeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gewikkeld
    • jij had gewikkeld
    • hij/zij/het had gewikkeld
    • wij hadden gewikkeld
    • jullie hadden gewikkeld
    • zij hadden gewikkeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal wikkelen
    • jij zult wikkelen
    • hij/zij/het zal wikkelen
    • wij zullen wikkelen
    • jullie zullen wikkelen
    • zij zullen wikkelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gewikkeld hebben
    • jij zult gewikkeld hebben
    • hij/zij/het zal gewikkeld hebben
    • wij zullen gewikkeld hebben
    • jullie zullen gewikkeld hebben
    • zij zullen gewikkeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou wikkelen
    • jij zou wikkelen
    • hij/zij/het zou wikkelen
    • wij zouden wikkelen
    • jullie zouden wikkelen
    • zij zouden wikkelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gewikkeld
    • jij zou hebben gewikkeld
    • hij/zij/het zou hebben gewikkeld
    • wij zouden hebben gewikkeld
    • jullie zouden hebben gewikkeld
    • zij zouden hebben gewikkeld
  • Imperatief

    • jij wikkel
    • jullie wikkelt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van wikkelen