Vervoeging van xeroxen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik xerox
- jij xeroxt
- hij/zij/het xeroxt
- wij xeroxen
- jullie xeroxen
- zij xeroxen
Onvoltooid verleden tijd
- ik xeroxte
- jij xeroxte
- hij/zij/het xeroxte
- wij xeroxten
- jullie xeroxten
- zij xeroxten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gexeroxt
- jij hebt gexeroxt
- hij/zij/het heeft gexeroxt
- wij hebben gexeroxt
- jullie hebben gexeroxt
- zij hebben gexeroxt
Voltooid verleden tijd
- ik had gexeroxt
- jij had gexeroxt
- hij/zij/het had gexeroxt
- wij hadden gexeroxt
- jullie hadden gexeroxt
- zij hadden gexeroxt
Toekomende tijd I
- ik zal xeroxen
- jij zult xeroxen
- hij/zij/het zal xeroxen
- wij zullen xeroxen
- jullie zullen xeroxen
- zij zullen xeroxen
Toekomende tijd II
- ik zal gexeroxt hebben
- jij zult gexeroxt hebben
- hij/zij/het zal gexeroxt hebben
- wij zullen gexeroxt hebben
- jullie zullen gexeroxt hebben
- zij zullen gexeroxt hebben
Conditionalis I
- ik zou xeroxen
- jij zou xeroxen
- hij/zij/het zou xeroxen
- wij zouden xeroxen
- jullie zouden xeroxen
- zij zouden xeroxen
Conditionalis II
- ik zou hebben gexeroxt
- jij zou hebben gexeroxt
- hij/zij/het zou hebben gexeroxt
- wij zouden hebben gexeroxt
- jullie zouden hebben gexeroxt
- zij zouden hebben gexeroxt
Imperatief
- jij xerox
- jullie xeroxt