Vervoeging van zeven
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zeef
- jij zeeft
- hij/zij/het zeeft
- wij zeven
- jullie zeven
- zij zeven
Onvoltooid verleden tijd
- ik zeefde
- jij zeefde
- hij/zij/het zeefde
- wij zeefden
- jullie zeefden
- zij zeefden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezeefd
- jij hebt gezeefd
- hij/zij/het heeft gezeefd
- wij hebben gezeefd
- jullie hebben gezeefd
- zij hebben gezeefd
Voltooid verleden tijd
- ik had gezeefd
- jij had gezeefd
- hij/zij/het had gezeefd
- wij hadden gezeefd
- jullie hadden gezeefd
- zij hadden gezeefd
Toekomende tijd I
- ik zal zeven
- jij zult zeven
- hij/zij/het zal zeven
- wij zullen zeven
- jullie zullen zeven
- zij zullen zeven
Toekomende tijd II
- ik zal gezeefd hebben
- jij zult gezeefd hebben
- hij/zij/het zal gezeefd hebben
- wij zullen gezeefd hebben
- jullie zullen gezeefd hebben
- zij zullen gezeefd hebben
Conditionalis I
- ik zou zeven
- jij zou zeven
- hij/zij/het zou zeven
- wij zouden zeven
- jullie zouden zeven
- zij zouden zeven
Conditionalis II
- ik zou hebben gezeefd
- jij zou hebben gezeefd
- hij/zij/het zou hebben gezeefd
- wij zouden hebben gezeefd
- jullie zouden hebben gezeefd
- zij zouden hebben gezeefd
Imperatief
- jij zeef
- jullie zeeft