Vervoeging van zichten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zicht
- jij zicht
- hij/zij/het zicht
- wij zichten
- jullie zichten
- zij zichten
Indicativo presente
- yo siego
- tú siegas
- él/ella siega
- nosotros segamos
- vosotros segáis
- ellos/ellas siegan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zichtte
- jij zichtte
- hij/zij/het zichtte
- wij zichtten
- jullie zichtten
- zij zichtten
Indefinido
- yo segué
- tú segaste
- él/ella segó
- nosotros segamos
- vosotros segasteis
- ellos/ellas segaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezicht
- jij hebt gezicht
- hij/zij/het heeft gezicht
- wij hebben gezicht
- jullie hebben gezicht
- zij hebben gezicht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he segado
- tú has segado
- él/ella ha segado
- nosotros hemos segado
- vosotros habéis segado
- ellos/ellas han segado
Voltooid verleden tijd
- ik had gezicht
- jij had gezicht
- hij/zij/het had gezicht
- wij hadden gezicht
- jullie hadden gezicht
- zij hadden gezicht
Pluscuamperfecto
- yo había segado
- tú habías segado
- él/ella había segado
- nosotros habíamos segado
- vosotros habíais segado
- ellos/ellas habían segado
Toekomende tijd I
- ik zal zichten
- jij zult zichten
- hij/zij/het zal zichten
- wij zullen zichten
- jullie zullen zichten
- zij zullen zichten
Futuro I
- yo segaré
- tú segarás
- él/ella segará
- nosotros segaremos
- vosotros segaréis
- ellos/ellas segarán
Toekomende tijd II
- ik zal gezicht hebben
- jij zult gezicht hebben
- hij/zij/het zal gezicht hebben
- wij zullen gezicht hebben
- jullie zullen gezicht hebben
- zij zullen gezicht hebben
Futuro perfecto
- yo habré segado
- tú habrás segado
- él/ella habrá segado
- nosotros habremos segado
- vosotros habréis segado
- ellos/ellas habrán segado
Conditionalis I
- ik zou zichten
- jij zou zichten
- hij/zij/het zou zichten
- wij zouden zichten
- jullie zouden zichten
- zij zouden zichten
Condicional
- yo segaría
- tú segarías
- él/ella segaría
- nosotros segaríamos
- vosotros segaríais
- ellos/ellas segarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gezicht
- jij zou hebben gezicht
- hij/zij/het zou hebben gezicht
- wij zouden hebben gezicht
- jullie zouden hebben gezicht
- zij zouden hebben gezicht
Condicional perfecto
- yo habría segado
- tú habrías segado
- él/ella habría segado
- nosotros habríamos segado
- vosotros habríais segado
- ellos/ellas habrían segado
Imperatief
- jij zicht
- jullie zicht
Imperativo presente
- tú siega
- vosotros segad