Vervoeging van zijgen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zijg
- jij zijgt
- hij/zij/het zijgt
- wij zijgen
- jullie zijgen
- zij zijgen
Indicativo presente
- yo filtro
- tú filtras
- él/ella filtra
- nosotros filtramos
- vosotros filtráis
- ellos/ellas filtran
Onvoltooid verleden tijd
- ik zeeg
- jij zeeg
- hij/zij/het zeeg
- wij zegen
- jullie zegen
- zij zegen
Indefinido
- yo filtré
- tú filtraste
- él/ella filtró
- nosotros filtramos
- vosotros filtrasteis
- ellos/ellas filtraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezegen
- jij hebt gezegen
- hij/zij/het heeft gezegen
- wij hebben gezegen
- jullie hebben gezegen
- zij hebben gezegen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he filtrado
- tú has filtrado
- él/ella ha filtrado
- nosotros hemos filtrado
- vosotros habéis filtrado
- ellos/ellas han filtrado
Voltooid verleden tijd
- ik had gezegen
- jij had gezegen
- hij/zij/het had gezegen
- wij hadden gezegen
- jullie hadden gezegen
- zij hadden gezegen
Pluscuamperfecto
- yo había filtrado
- tú habías filtrado
- él/ella había filtrado
- nosotros habíamos filtrado
- vosotros habíais filtrado
- ellos/ellas habían filtrado
Toekomende tijd I
- ik zal zijgen
- jij zult zijgen
- hij/zij/het zal zijgen
- wij zullen zijgen
- jullie zullen zijgen
- zij zullen zijgen
Futuro I
- yo filtraré
- tú filtrarás
- él/ella filtrará
- nosotros filtraremos
- vosotros filtraréis
- ellos/ellas filtrarán
Toekomende tijd II
- ik zal gezegen hebben
- jij zult gezegen hebben
- hij/zij/het zal gezegen hebben
- wij zullen gezegen hebben
- jullie zullen gezegen hebben
- zij zullen gezegen hebben
Futuro perfecto
- yo habré filtrado
- tú habrás filtrado
- él/ella habrá filtrado
- nosotros habremos filtrado
- vosotros habréis filtrado
- ellos/ellas habrán filtrado
Conditionalis I
- ik zou zijgen
- jij zou zijgen
- hij/zij/het zou zijgen
- wij zouden zijgen
- jullie zouden zijgen
- zij zouden zijgen
Condicional
- yo filtraría
- tú filtrarías
- él/ella filtraría
- nosotros filtraríamos
- vosotros filtraríais
- ellos/ellas filtrarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gezegen
- jij zou hebben gezegen
- hij/zij/het zou hebben gezegen
- wij zouden hebben gezegen
- jullie zouden hebben gezegen
- zij zouden hebben gezegen
Condicional perfecto
- yo habría filtrado
- tú habrías filtrado
- él/ella habría filtrado
- nosotros habríamos filtrado
- vosotros habríais filtrado
- ellos/ellas habrían filtrado
Imperatief
- jij zijg
- jullie zijgt
Imperativo presente
- tú filtra
- vosotros filtrad